Vwo paragraaf 10.3 & 10.4

Vandaag
MiniQuiz paragraaf 10.3
Korte uitleg paragraaf 10.4
Opgaven als er tijd is
Lesafsluiting
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
MiniQuiz paragraaf 10.3
Korte uitleg paragraaf 10.4
Opgaven als er tijd is
Lesafsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
Voorvoegsel wordt:
Verkorte notatievorm, lees op hoekpunten en kruispunten een C-atoom.
Stamlengte is :
Achtervoegsel wordt:
-on
3
-al
aldehydegroep
-oxo
ketongroep
4
5

Slide 2 - Sleepvraag

Aldehyde
Keton
Zuur

Slide 3 - Sleepvraag

Leerdoelen
  • Je weet wat een ester is
  • Je weet wat een condensatiereactie is
  • Je kan uit gegeven beginstoffen de ester maken
  • Je kan uit een bekende ester de beginstoffen bepalen

Slide 4 - Tekstslide

Esters
Hiernaast staat bornylacetaat
Dit is 1 van de stoffen die zorgen
voor de typische kerstboomgeur

Dit molecuul is een voorbeeld van een ester

Slide 5 - Tekstslide

Esters
Een ester is een molecuul met de volgende groep:



Dit is de ester-groep
Deze ontstaat uit een reactie tussen alcohol en carbonzuur

Slide 6 - Tekstslide

Condensatiereactie
Een alcohol en zuur binden onder afsplitsing van een watermolecuul






Omdat er water ontstaat, heet dit een condensatiereactie

Slide 7 - Tekstslide

Naamgeving esters
Simpele esters krijgen een systematische naam:
Alkylalkanoaat

De alkanol wordt alkyl
De alkaanzuur wordt alkaanoaat

-oaat is een carbonzuurgroep waar de H(+) vanaf is

Slide 8 - Tekstslide

Naamgeving esters
De stam van een ester is altijd de kant met de C=O




Deze stof heet 2-propylmethanoaat

Slide 9 - Tekstslide

Naamgeving esters
Als de naamgeving te ingewikkeld wordt, doen we het simpeler

We geven de namen van de twee stoffen waaruit de ester is gemaakt, bijvoorbeeld:

De ester van hexaan-3-ol en 3-oxopentaanzuur

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Maak af opgaven paragraaf 10.3:
22, 23, 25 t/m 27, 29 t/m 34

Maak opgaven paragraaf 10.4:
35, 36, 38, 40, 41

Slide 11 - Tekstslide