Keukenapparatuur

Doelen
Welk keukengerei en keukenapparatuur er in de keuken gebruikt wordt
Hoe je ingrediënten kan wegen en meten
Hoe je een recept moet lezen en omrekenen
Hoe je een recept moet bereiden
Welke hygiëneregels er voor jezelf en in de keuken gelden

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Doelen
Welk keukengerei en keukenapparatuur er in de keuken gebruikt wordt
Hoe je ingrediënten kan wegen en meten
Hoe je een recept moet lezen en omrekenen
Hoe je een recept moet bereiden
Welke hygiëneregels er voor jezelf en in de keuken gelden

Slide 1 - Tekstslide

Wat eten we
De hoofdmaaltijd kent over het algemeen drie onderdelen:Aardappelen, rijst of pasta,groente, vlees en vis
Per cultuur verschillend

Slide 2 - Tekstslide

Wat eten we
Kruiden en specerijen
Kruiden zijn afkomstig van een groene plant. Deze planten groeien meestal in gematigde klimaten.
Specerijen zijn gedroogde delen van een tropische plant die als smaakmaker worden gebruikt van bijvoorbeeld bloemknoppen, meeldraden, zaadjes, vruchten, bast en wortels.

Slide 3 - Tekstslide

Keukengerei en keukenapparatuur

Met keukengerei bedoelen we pannen, messen, bakblikken, een deegrol, weegschaal en een keukenwekker. 
Keukenapparatuur is: fornuis, oven, magnetron, frituurpan.

Slide 4 - Tekstslide

Meten en wegen
Wanneer je gaat wegen is het belangrijk om te weten:
1 kg = 1000 gr
1 ons = 100 gr
1 pond = 500 gr
1 liter = 1000 cc
1 dl = 100 cc

Slide 5 - Tekstslide

Recept
Een recept bestaat uit de beschrijving van:
Ingrediënten en hoeveelheden
Het aantal personen 
De bereidingswijze
Werkvolgorde

Slide 6 - Tekstslide

Snijden

Let op dat je vingers in de vorm van een klauw staan; je duim en pink achter de andere vingers.
Er zijn verschillende snijtechnieken: brunoise, julienne, chinoise en hakken.

Slide 7 - Tekstslide

Koken
Water kookt bij 100 graden, het borrelt en er komt stoom vanaf.
Producten gaar koken
Bijv. aardappelen, eieren, groenten of rijst.

Slide 8 - Tekstslide

Bakken
Dit noemen we ook wel sauteren. 
Zorg ervoor dat de pan heet is en doe er wat vetstof (olie of boter) in.
Bak het product tot het gaar is en een mooie bruine kleur heeft. 

Slide 9 - Tekstslide

Braden
Braden kan op het fornuis of in de oven.
Braad het vlees aan alle kanten goed aan, hierdoor ontstaat een korst. De sappen blijven dan goed bewaard.
Vervolgens gaat de deksel op de pan, en wordt het vlees op een laag vuur gaar gebrand.

Slide 10 - Tekstslide

Bakken
Techniek die je toepast voor het garen van producten waarbij er een droge, bruine korst ontstaat.
De temperatuur tijdens het afbakken varieert van 140-220 graden. 

Slide 11 - Tekstslide

Presentatie
Aantrekkelijk eten beïnvloedt je smaak.
Kleur
Maak gebruik van verschillende kleuren
Vorm
Probeer eten met verschillende vormen op een bord te leggen

Slide 12 - Tekstslide

Garneren
Op het laatste moment nog iets toe voegen aan smaak, kleur en geur noemt men garneren. Denk aan kruiden en specerijen.



Slide 13 - Tekstslide

Etiquette
Etiquette: de tafel wordt volgens een bepaalde manier gedekt, de tafeletiquette.
Mes en lepel: aan de rechterzijde van het bord of servet. Snijkant van het mes naar binnen, bolle kant van de lepel op tafel. Allebei aan de rand van de tafel.
Vork: aan de linkerzijde van het bord of servet. De eerste vork aan de rand van de tafel, de tweede vork verspringend naar boven.

Slide 14 - Tekstslide

Standaard couvert / à la carte couvert:
Grote vork
Groot mes
Grote lepel
Servet
Toast bordje, ook wel side plate genoemd
Wijnglas

Slide 15 - Tekstslide

HACCP
Welke hygiëneregels er voor jezelf en in de keuken gelden
Hoe je moet opruimen en bewaren
He je met je persoonlijke Hygiëne moet omgaan
Hoe je in de keuken schoonmaakt

Slide 16 - Tekstslide

HACCP


Hazard Analysis Critical Control Points. Het is de norm voor een goede hygiëne.
 In het Nederlands betekent dit gevaren, analyse en kritische controlepunten.


Slide 17 - Tekstslide

HACCP

Fysische verontreiniging: Voedsel en dranken kunnen verontreinigd raken door dingen die er niet in thuis horen.
Chemische verontreiniging: Onnatuurlijke stoffen in je eten, denk aan afwasmiddel of schoonmaakmiddel.
Microbiologische verontreiniging: Te veel bacteriën waar je ziek van wordt in je eten.

Slide 18 - Tekstslide

Controle HACCP‘Nederlandse voedsel en warenautoriteit’. 

Hygiëne
Inkopen en ontvangen van goederen
Opslag en bewaren
Temperatuurbeheersing
Ongediertewering en –bestrijding
Kruisbesmetting

Slide 19 - Tekstslide

opruimen en bewaren

THT: Tenminste houdbaar tot.
TGT: Te gebruiken tot.
Producten zonder datum: verse groente, wijn en dranken met een alcoholgehalte van 10% of meer, keukenzout, suiker, suikerwerk zoals snoep.
Bewaren: Kou zorgt ervoor dat bacteriën en virussen minder hard groeien en als je de temperatuur ver onder 0 brengt, stopt de groei zelfs helemaal.

Slide 20 - Tekstslide

Opruimen en bewaren

De koelkast: Als op het etiket staat ‘gekoeld bewaren’, of ‘na opening gekoeld bewaren’, moet het product altijd in de koelkast geplaatst worden. Zorg dat de koelkast op 4 graden staat. Als je restjes eten bewaard, dek dit dan goed af. Rauw vlees of vis kan lekken, ook dit moet je goed afdekken.
De vriezer: De diepvries stopt of remt de groei van schadelijke bacteriën. Zorg dat de vriezer op -18 graden staat.

Slide 21 - Tekstslide

Schoonmaken
Schoonmaak: Bacteriën houden van warmte, vocht en vuil, probeer dit dus te weren uit te keuken. 
Ruim eerst al het grove vuil op. Scheidt afval. 
Hierna kan de afwas beginnen.

Slide 22 - Tekstslide

Stappenplan afwassen met de hand:
Was met zo heet mogelijk water af.
Begin met het glaswerk, vervolgens borden, daarna bestek, daarna pannen.
Laat de afwas even uitlekken en droog dan af met schone theedoek.
Zet alle materialen op de juiste plek terug

Slide 23 - Tekstslide

Stappenplan schoonmaak keuken:


Maak alle kooktoestellen schoon.
Je reinigt de werkbank en aanrecht.
De vuile was gaat in de wasmand, ook de vaatdoekjes.
Je veegt en schrobt de vloer.

Slide 24 - Tekstslide

Hygiëne

Desinfecteren
Bacteriën kun je niet met het blote oog zien. Je verwijdert nu het onzichtbare vuil. Spoel een desinfecteermiddel altijd na met schoon water.


Slide 25 - Tekstslide

Persoonlijke hygiëne

Was je handen na toiletbezoek, vóór het eten, vóór het bereiden van voedsel, na het aanraken van rauw vlees en rauwe groente, na het verschonen van baby’s, na het aanraken van huisdieren en na het niezen of hoesten.


Slide 26 - Tekstslide

Persoonlijke verzorging

Draag schone kleren en schoon ondergoed. 
Katoen en linnen bij warm weer, zo kan je lichaam zijn warmte kwijt.
Draag geen sieraden of piercings
Verzorg wondjes met gekleurde, waterafstotende pleisters.
Draag eventueel handschoenen.

Slide 27 - Tekstslide

Persoonlijke verzorging
Haar
Was je haren twee keer per week. Houd je haren kort als je met voeding werkt of bind de haren in een staart. Gebruik eventueel een haarnetje of een petje.
Nagels
Knip de nagels elke week met een nagelschaartje kort en vijl scherpe kantjes af. Nagels van je handen houd je kort als je in de zorg gaat werken.

Slide 28 - Tekstslide