Herhaling tijdvak 4 (Havo 1)

Tijdvak 4 (herhaling)
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tijdvak 4 (herhaling)

Slide 1 - Tekstslide

Kruistochten KA17
In 1096 tokken mannen en vrouwen naar Jeruzalem om de stad te bevrijden van de Turken. Dit is een belangrijkse Christelijke stad omdat Jezus hier is gekruisigd. Uit heel Europa gingen mensen hierheen op bedevaart, om hun zonden te laten vergeven. Omdat dit moeilijker werd voor christenen werd een Kruistocht gehouden. De eerste kruistocht veroverde Jeruzalem, de kruistochten hierna hebben niets veroverd. Steden die meehielpen aan de kuristichten verdienden hier veel aan, de handel bloeide hier op. Ook werd er veel cultuur en wetenschap van de Arabieren meegenomen naar Europa. Hier leerden mensen veel van. 

Slide 2 - Tekstslide

Steden komen weer op KA13
Rond 1000 onstonden weer steden door de handel met het Midden-Oosten. Steden groeiden en hierdoor verdween landbouwgrond. Om meer landbouwgrond te krijgen werden bossen gekapt en moerassen droog gelegd, dit noemen we ontginnen. De opbrengst van landbouw steeg, waardoor meer voedsel beschikbaar was en de bevolking groeide. De overige landbouwproducten werden verhandeld in steden, die het middelpunt werden van de handel. Vele boeren trokken weer terug naar de stad. Steden werden eerst bestuurd door een heer. Daarna kregen steden stadsrechten waarmee zij onafhankelijk werden van de heer.

Slide 3 - Tekstslide

Hanze KA13
Omdat er zoveel producten verkocht werden ging de ruilhandel over in een geldeconomie. Iedereen gebruikte hetzelfde geld en de handel werd hierdoor makkelijker. In steden gingen mensen handelen op grotere afstanden. Deze steden werden handelssteden genoemd. Om concurrentie tegen te gaan gingen steden samenwerken in de Hanze. Deze steden waren verspreid over Europa en handelde met elkaar. De handel was goed voor de economie, maar bracht ook slechte dingen met zich mee. Ziektes konden zich snel verspreidden en rond 1347 stierven veel mensen aan de pest: De Zwarte Dood. Bijna 1/3 van de bevolking stierf. 

Slide 4 - Tekstslide

Leven in een stad KA14
Stadsbewoners woonden meestal in kleine houten huizen. Er waren geen wc's of riolering, waardoor het vaak vies was in de stad. De straten waren smal en overal liepen dieren los rond. De meeste ambachtslieden werkten buiten. In de avond gingen de poorten dicht ter bescherming. De pest kon zich snel verspreidden door de slechte hygiëne. Ambachtslieden gingen samenwerken in een gilde. Dit waren verenigingen met hetzelfde beroep. Je mocht het beroep alleen uitvoeren als je bij het gilde horen. De meesters in de gilden bepaalden de regels. Je moest een hele opleiding volgen om bij een gilde te mogen horen. Je werd hierbij meestal een gezel (knecht).

Slide 5 - Tekstslide

Bestuur middeleeuwse stad KA14
Een stad was opgedeeld in sociale lagen. De inwoners vormden samen de burgerij. Dit waren vrije mansen die in verschillende groepen zaten. Rijke kooplieden en gildemeesters waren de bovenlaag. De middengroep bestond uit winkeliers en ambachtslieden. Daarna kwamen de gewone arbeiders, die vaak leefden van liefdadigheid. Een stad werd bestuurd door schepenen en een schout. De schout was de voorzitter van de rechtbank. Schepenen waren de leden van de rechtbank.Vanaf 1300 nam de invloed van dit stadsbestuur toe. Burgers kregen meer macht en de macht van de heer nam af. 

Slide 6 - Tekstslide

De katholieke kerk KA17
De kerk wilden eerst vooral vreemde volken bekeren. Vanaf het jaar 1000 ging de kerk zich organiseren en kreeg veel meer invloed. De kerken in een gebied vormden samen een bisdom, dat werd bestuurd door een bisschop. De belangrijkste kerk in een bisdom was een kathedraal. Bisschoppen werden bestuurd door de paus. Bijna alle inwoners in Europa gingen naar de katholieke kerk en iedereen geloofde op dezelfde manier. De kerk zorgde voor je als je arm was. Heiligen werden door iedereen vereerd. De paus bepaalde wie heilig was, en je had dan vaak iets goeds gedaan voor de kerk. Gelovigen betaalden de bouw van kerken. 

Slide 7 - Tekstslide

Ketterijen KA17
De katholieke kerk werd steeds rijker en daar kwam vanaf 1200 verzet tegen. Je moest leven volgens de oorspronkelijke regels van de kerk, en niet rijk worden. Deze ideeën die door de kerk werden verboden heten ketterijen. Deze mensen werden ketters genoemd. De paus probeerde dit te stoppen met speciale rechtbanken: de inquisitie. Deze rechtbanken moesten ketters vinden en straffen. 

Slide 8 - Tekstslide

Paus en vorsten KA16
Koningen verloren macht door het leenstelsel, omdat het land werd verdeeld. Koningen wilden minder afhankelijk worden van leenmannen en wilden de bisschoppen in hun rijk benoemen. Dit deed de paus en dit wilde de paus niet opgeven. Hierover ontstonden conflicten tussen koningen en de paus. Aan het einde van het conflict mocht de paus nog steeds de bisschopen benoemen, maar koos de koning zijn leenmannen.

Slide 9 - Tekstslide

Centraal bestuur KA15
Omdat steden groeiden konden koningen meer belasting vragen. Vanaf de 13e eeuw werd het huurleger hiervan betaald om oorlogen te kunnen voeren. Ook kwam er een centraal bestuur: er werd bestuurd vanuit één plaats en overal waren dezelfde wetten en regels. Koningen kregen zo meer invloed op hun rijk en de invloed van de adel werd kleiner. Er kwamen hierdoor genzen waardoor vaste staten ontstonden. De adel was hier niet blij mee en kwamen in opstand. Vooral in de Nederlanden kwam er veel verzet. De gewesten hadden allen een eigen bestuur en wilden dit niet opgeven. 

Slide 10 - Tekstslide

Begrippen
Arabieren, Bedevaart, Bisschop, Burgerij, Centraal bestuur, Geldeconomie, Gewest, Gezel, Gilde, Handelsstad, Hanze, Heilige,Huurleger, Kathedraal, Ketterij, Kruistocht, Meester, Ontginnen, Schepenen, Schout, Staat, Stadsrechten, Zonde en Zwarte Dood.

Slide 11 - Tekstslide