Les 10, Hst 7.4/7.5

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
week 10 = oefening 2 Schakelingen +  Start 7.4 
week  11 = 7.4 + toets schakelingen
week 12  = Afronden / Herhalen 7.4  + Toets 7.4



Slide 2 - Tekstslide

Wat is elektrisch vermogen?

De hoeveelheid energie die per seconde wordt gebruikt

Symbool: P
Eenheid: Watt (w)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

40 W
1700 W
600 W
900 W
200 W

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Tekstslide

Vermogen berekenen
Vermogen =  Spanning   x Stroomsterkte 
P = U x I

Grootheid & Eenheid
Vermogen (P)  -> Watt (W)
Spanning (U) -> Volt (V)
     Stroomsterkte -> Ampère (A)

Slide 7 - Tekstslide

Oefenvraag 1
Een tosti-ijzer heeft een stroomsterkte van 9 A. 
Hij is aangesloten op een spanning van 230 V. 
Wat is het vermogen van een tosti-ijzer?

  1. Gegeven        
  2. Gevraagd       
  3. Formule           
  4. Berekening    
  5. Antwoord        

Slide 8 - Tekstslide

Oefenvraag 1
Een tosti-ijzer heeft een stroomsterkte van 9 A. 
Hij is aangesloten op een spanning van 230 V. 
Wat is het vermogen van een tosti-ijzer?

  1. Gegeven         I = 9 A        U = 230 V
  2. Gevraagd        P
  3. Formule           P = U x I 
  4. Berekening    P = 230 x 9
  5. Antwoord        P = 2070 W

Slide 9 - Tekstslide

I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 10 - Quizvraag

Met welke eenheid meten we spanning
A
ampere
B
vermogen
C
volt
D
watt

Slide 11 - Quizvraag

Hoe berekenen we het vermogen
A
spanning x stroomsterkte
B
stroomsterkte : spanning
C
spanning : stroomsterkte
D
spanning x weerstand

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de eenheid die hoort bij VERMOGEN?
A
A
B
V
C
cm
D
W

Slide 13 - Quizvraag

Een stofzuiger van 1400 watt, twee lampen van 40 watt en een magnetron van 700 watt worden aangesloten op dezelfde groep.
Hoe groot is de totale vermogen?
A
P = 2180 W
B
P = 2,140 W
C
P = 2,180 W
D
P = 2140 W

Slide 14 - Quizvraag

Energiegebruik
Energiegebruik = hoeveel energie verbruikt een apparaat in totaal.

kilo Watt hour (uur)


Slide 15 - Tekstslide

Kilowattuur-meter


Slide 16 - Tekstslide

Hoe meet je energieverbruik?
Elk huis heeft een kWh-meter (kilowattuur-meter).

Deze meter meet het energieverbruik in het hele huis.

Een gemiddeld huis verbruikt 
ongeveer 10 kWh per dag.
1 kWh kost ongeveer € 0,23



Slide 17 - Tekstslide

Energieverbruik berekenen
Energie =  Vermogen  x tijd
E = P x t

Grootheid & Eenheid
Energie (E) -> Kilowattuur (kWh)
Vermogen (P)  -> kiloWatt (kW)
tijd (t) -> uur (h)

Slide 18 - Tekstslide

Oefenvraag 2
Een tosti-ijzer heeft een vermogen van 2000 W. 
Het tosti-ijzer staat in een restaurant 4 uur per dag aan.
Wat is het energieverbruik van een tosti-ijzer?

  1. Gegeven         P = 2000 W = 2 kW        t = 4 uur
  2. Gevraagd        E
  3. Formule           E = P x t
  4. Berekening    E = 2 x 4
  5. Antwoord       E = 8 kWh

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de eenheid van Energie
A
E
B
P
C
kWh
D
kW

Slide 20 - Quizvraag

Energie = vermogen x tijd
Een wasmachine van 1000 W staat 1,5 uur aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
Energie = 1000 : 1.5 = 666.7 kWh
B
Energie = 1000 x 1.5 = 1500 kWh
C
Energie = 1 x 1.5 = 1.5 kWh
D
Energie = 1 x 1.30 = 1.3 kWh

Slide 21 - Quizvraag