Nederlands 1hv - Woordenschat H1

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1E

Vandaag...
- Herhalen Woordenschat H1

Leerdoel:
- Ik kan de betekenis van een onbekend woord vinden met behulp van een synoniem
Huiswerk maandag 6 september:
- Maken: Woordenschat H1, opdracht 1 t/m 6
- Leesboek mee!!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1E

Vandaag...
- Herhalen Woordenschat H1

Leerdoel:
- Ik kan de betekenis van een onbekend woord vinden met behulp van een synoniem
Huiswerk maandag 6 september:
- Maken: Woordenschat H1, opdracht 1 t/m 6
- Leesboek mee!!

Slide 1 - Tekstslide

Ga achter je stoel staan
We gaan woorden uitbeelden
1. Er komt een woord in beeld.
2. Je denkt 10 seconden na over hoe je het woord uit gaat beelden.
3. Als ik 'actie' roep dan neem je je houding aan en hou je die even vast tot ik aangeef dat je weer normaal mag staan.

Slide 2 - Tekstslide

analyseren

Slide 3 - Tekstslide

domineren

Slide 4 - Tekstslide

vrezen

Slide 5 - Tekstslide

nauwgezet

Slide 6 - Tekstslide

schots en scheef

Slide 7 - Tekstslide

Startopdracht:
welke woorden hebben
te maken met het woord
'vriend'?

Slide 8 - Woordweb

Wat weet je nog van de vorige les?

Denk eens na en noem wat als ik je aanwijs.

Slide 9 - Tekstslide

Doelen Woordenschat hs 1

- ik kan de betekenis van een onbekend woord vinden met behulp van een synoniem


- Ik ken de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit de paragraaf

Slide 10 - Tekstslide

Synoniem

Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.


patat - friet

Slide 11 - Tekstslide

woordraadstrategie synoniem
Ken je een woord niet? Zoek naar een synoniem in een tekst.
Bijvoorbeeld: exact = precies

Hoe vind je een synoniem?
- lees in dezelfde zin, lees de zin ervoor, lees de zin erna
- of lees in de andere (volgende) alinea

Slide 12 - Tekstslide

SYNONIEM - voorbeelden


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

boete - bekeuring

liegen - jokken

schrijver - auteur

Slide 13 - Tekstslide

De context gebruiken
  • De 'context' zijn de woorden of zinnen rondom het nieuwe
    woord.


  • De context helpt je te raden wat het woord betekent.


  • Soms staat er verderop in de tekst een synoniem (een ander woord dat bijna hetzelfde betekent)

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld gebruiken context



'We gingen naar de opticien om een nieuwe bril uit
te zoeken. In de brillenwinkel was er veel keuze.'




Slide 15 - Tekstslide

Uitleg voorbeeld
'We gingen naar de opticien om een nieuwe bril uit
te zoeken. In de brillenwinkel was er veel keuze.'

Door de rest van de eerste zin begrijp je dat je
bij een opticien brillen kunt kopen. 

In de tweede zin staat een synoniem
voor opticien: brillenwinkel

Slide 16 - Tekstslide

Checkvragen
1. Welke woorden voor 'huis' ken je?

2. Wat is een 'synoniem'?

3. Welke woorden zijn synoniem in de volgende zin:
In de Efteling staat een enorme Holle Bolle Gijs. In de mond van de kolossale pop kun je je afval kwijt.

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden checkvragen
1. Woning, onderkomen, huisvesting, stek, thuis, onderdak, woonruimte, etc. 
2. Een synoniem is een ander woord met (ongeveer) dezelfde betekenis.
3. enorme en kolossale.

Slide 18 - Tekstslide

Had je alles goed? Dan mag je zelfstandig starten met de opdrachten in het boek. Lees de opdrachten goed door en schrijf de antwoorden in je schrift

Had je niet alles goed? Dat geeft niets! Je krijgt nu extra uitleg.

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk / Weektaak

Maandag 6 september:
Maken: Woordenschat H1, opdracht 1 t/m 5

Leesboek mee!

Slide 20 - Tekstslide