Spelling hf. 3, tussenletters, klas 3 en 4

Samenstellingen & getallen
2M
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Samenstellingen & getallen
2M

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?
A
Daarna heb ik tot ’s avonds 18:00 uur niets meer gegeten.
B
Daarna heb ik tot ’s avonds zes uur niets meer gegeten.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?
A
Mijn tweede broertje at er 23.
B
Mijn 2e broertje at er 23.
C
Mijn 2e broertje at er drieëntwintig.
D
Mijn tweede broertje at er drieëntwintig.

Slide 3 - Quizvraag

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Bij 2 winkels zijn de chocopinda’s in de aanbieding.
B
Bij twee winkels zijn de chocopinda’s in de aanbieding.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?
A
Mijn broertje heeft er inmiddels 21 opgegeten en ik 16. .
B
Mijn broertje heeft er inmiddels 21 opgegeten en ik zestien.
C
Mijn broertje heeft er inmiddels eenentwintig opgegeten en ik zestien.
D
Mijn broertje heeft er inmiddels eenentwintig opgegeten en ik 16.

Slide 5 - Quizvraag

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Gelukkig lagen er nog wel meer dan 50 zakken!
B
Gelukkig lagen er nog wel meer dan vijftig zakken!

Slide 6 - Quizvraag

Getallen onder de twintig uitschrijven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Nu zijn ze maar 1 euro 50.
B
Nu zijn ze maar een euro vijftig.

Slide 8 - Quizvraag

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Een pak suiker weegt 2 kilogram.
B
Een pak suiker weegt twee kilogram.
C
Een pak suiker weeg 2 kg.
D
Een pak suiker weegt twee kg.

Slide 9 - Quizvraag

Tussenletters

Als je twee of meerdere woorden aan elkaar plakt, dan noemen we dat een samenstelling.

Als je deze aan elkaar plakt, heb je soms een tussenletter nodig, zoals -en, -e of -s.

Slide 10 - Tekstslide

Als het meervoud van het eerste deel van de samenstelling eindigt op -en, dan gebruik je -en als tussenletter.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld:

paard + stal

wordt

paardenstal

Slide 12 - Tekstslide

Als het eerste deel van de samenstelling in het meervoud op zowel -en als -s kan eindigen, dan gebruik je als tussenletter een -e

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld:

groente + soep

wordt

groentesoep

want

groenten/groentes

Slide 14 - Tekstslide

Als het eerste deel geen meervoud heeft op -en


Bijvoorbeeld:

rijst + vlaai

wordt

rijstevlaai

Slide 15 - Tekstslide

Het eerste deel versterkt het tweede deel van het woord


beer + sterk

wordt

beresterk

Slide 16 - Tekstslide

Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord


lach + bek

wordt

lachebek

Slide 17 - Tekstslide

Het eerste deel gaat over iets waarvan er maar één is:


maan + schijn

wordt

maneschijn

Slide 18 - Tekstslide

De tussenletter -s kun je meestal horen. Lukt dit niet? Vervang dan het tweede deel van de samenstelling.

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld:

dorp + kern

wordt

dorpskern

station + straat

wordt

stationsstraat

Vervang tweede deel: stationshal, dan hoor je de tussen -s


Slide 20 - Tekstslide

Welk woord is juist geschreven?
A
groentesoep
B
groentensoep
C
groentessoep

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
gedachtengang
B
gedachtesgang
C
gedachtegang

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
braamsap
B
bramensap
C
bramesap

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
lerarenkamer
B
lerarekamer

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
fietslot
B
fietsslot

Slide 25 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
tarwesbrood
B
tarwenbrood
C
tarwebrood

Slide 26 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
bessesap
B
bessensap

Slide 27 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
horlogesmaker
B
horlogemaker
C
horlogenmaker

Slide 28 - Quizvraag