FA trede 3.2: Werkwoorden eindigend op -er

Jeudi, 9 décembre



Mercredi, 1er décembre
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Jeudi, 9 décembre



Mercredi, 1er décembre

Slide 1 - Tekstslide

Inchecken: Bonjour, ça va?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Lesdoelen deze week:
  • Ik begrijp wat een regelmatig werkwoord op -er is.
  • Ik kan de regelmatige werkwoorden op -er vervoegen 


Slide 3 - Tekstslide

Ik begrijp wat een regelmatig werkwoord is
  • Grote groep
  • Je past overal de dezelfde regel toe
  • Onregelmatig: volgt zijn eigen regels

Slide 4 - Tekstslide

Avoir
j'ai
tu as
il a
nous avons
vous avez
ils ont
Être 
je suis
tu es
il est
nous sommes
vous êtes
ils sont

Slide 5 - Tekstslide

WW -er

Slide 6 - Woordweb


danser
donner
rester
regarder
travailler
nager
 
jouer
habiter
arriver
demander
écouter
parler
Voorbeelden van werkwoorden op -ER

Slide 7 - Tekstslide

Je kunt er een regel op loslaten:
ww zonder -er = stam

Slide 8 - Tekstslide

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. rest
B. dans
C.  écout
D.  regard
E. habit
F. donn
1.  donner
2.  habiter
3.  danser
4.  écouter
5.  regarder
6.  rester

Slide 9 - Sleepvraag

Je kunt er een regel op loslaten:
  • Achter de stam komt een uitgang.
  • De uitgang hangt af van het persoonlijk voornaamwoord

Slide 10 - Tekstslide

Persoonlijk vnw.
je
tu 
il / elle / on
nous 
vous 
ils / elles
Uitgang
+ e
+ es
+ e
+ ons
+ ez
+ ent

Slide 11 - Tekstslide

Uitwerking DONNER
je
tu 
il / elle / on
nous 
vous 
ils / elles
DONN
donne
donnes
donne
donnons
donnez
donnent

Slide 12 - Tekstslide

Uitwerking HABITER
j'
tu 
il / elle / on
nous 
vous 
ils / elles
HABIT
habite
habites
habite
habitons
habitez
habitent

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Werkwoorden op -er

Slide 15 - Tekstslide

tu _______ vite (parler)
A
parlons
B
parle
C
parles
D
parlez

Slide 16 - Quizvraag

Nous _______ à Almere (habiter)
A
habite
B
habitons
C
habitez
D
habitent

Slide 17 - Quizvraag

Sara _______ la télé (regarder)
A
Regarde
B
Regardes
C
Regardons
D
Regardez

Slide 18 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
tu (regarder) ____________
A
regarde
B
regardes
C
regardons
D
regardent

Slide 19 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
vous (arriver) ____________
A
arrive
B
arrives
C
arrivons
D
arrivez

Slide 20 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
ils (gagner) ____________
A
gagnes
B
gagnons
C
gagnent
D
gagnez

Slide 21 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
nous (trouver) ____________
A
trouvez
B
trouvons
C
trouves
D
trouvent

Slide 22 - Quizvraag

Geef de uitleg een beoordeling alsjeblieft.
0100

Slide 23 - Poll

Werkdoelen
  • Les hobbies
  • Mes hobbies
  • Tes hobbies

Slide 24 - Tekstslide

Au  revoir

Slide 25 - Tekstslide