H3.2 Metalen en zouten (vwo)

H3Bouw van stoffen
§2 Metalen en zouten
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H3Bouw van stoffen
§2 Metalen en zouten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hebben jullie vorige les geleerd?
- Het periodiek systeem
-metalen , niet metalen
- groepen, perioden      
- atoommassa en atoomnummer
- isotopen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H6 indeling van stoffen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stoffenschema

  • glanzen/glimmen als ze gepolijst zijn
  • zijn gemakkelijk te vervormen (bij een hoge temperatuur)
  • geleiden warmte en elektriciteit goed
  • zijn vast bij kamertemperatuur (behalve Hg)
  • zijn herwinbaar
  • hebben (meestal) een hoog smelt- en kookpunt
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten
Tekst
metalen
zouten
moleculaire stoffen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling van stoffen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maak
vraag 1 blz. 138

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geleidbaarheid van de stoffen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Metalen   (microniveau)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eigenschappen van metalen (macroniveau)
Alle metalen:
  • glanzen/glimmen als ze gepolijst zijn
  • zijn gemakkelijk te vervormen (bij een hoge temperatuur)
  • geleiden warmte en elektriciteit goed
  • zijn vast bij kamertemperatuur (behalve Hg)
  • zijn herwinbaar
  • hebben (meestal) een hoog smelt- en kookpunt
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Metalen (microniveau)
  • In een metaal zijn geen groepjes van atomen aan te wijzen die samen één deeltje vormen. 
  • Metalen zijn dus geen moleculen! 
  • Metalen zijn opgebouwd uit positieve metaal-atoomresten waartussen vrije elektronen voorkomen. 
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Metalen
  • In een metaal zijn geen groepjes van atomen aan te wijzen die samen één deeltje vormen. 
  • Metalen zijn dus geen moleculen! 
  • Metalen zijn opgebouwd uit positieve metaal-atoomresten waartussen vrije elektronen voorkomen. 

Metalen zitten in een metaalrooster. 
De elektronen kunnen ´vrij´ bewegen
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

d
d

Metalen
  • Metalen zijn vast bij kamertemperatuur (met uitzondering van Hg)
  • Bestaan uit positieve atoomkernen waartussen vrij elektronen bewegen
  • Metaalbinding
  • Metaalrooster
  • Geleiden stroom in de vaste en vloeibare fase



Zouten
  • zouten zijn vast bij kamertemperatuur
  • Bestaan uit positieve metaal en negatieve niet-metaal ionen
  • Ionbinding
  • Ionrooster
  • Geleiden stroom in de vloeibare fase
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zouten
Zouten zijn in de vaste fase opgebouwd uit ionen. 
Een ion is een atoom met een lading. 
Een ion ontstaat doordat het aantal p+ niet gelijk 
is aan het aantal e-

Voorbeeld: 
Keukenzout bestaat uit Na+ en Cl-
Kalksteen bestaat uit Ca2+ en CO32-
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Edelheid
De metalen kunnen we onderverdelen in 3 soorten metalen:
  1. Edelmetalen
  2. Onedele metalen
  3. Zeer onedele metalen

Hoe onedeler het metaal, 
hoe gevoeliger het is voor 
corrosie


Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Edele metalen 
  • Edel betekent:   niet of nauwelijks reagerend met andere stoffen.
  • daarom  vaak gevonden als zuivere stof, in een "ader" (in een mijn).
  • 24 karaat goud =100 %  zuiver goud , 18 karaat = 18/24 x100%= 75 % goud (en 25 %  andere metalen meestal zilver of koper)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onedele metalen
  • reageren wel  met andere stoffen. (b.v.zuurstof, water of zuren) 
  • worden daarom bijna altijd gevonden als erts = verbinding van metaal met een niet- metaal (=dus een zout)
  • hoe onedeler het metaal hoe reactiever het is.


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Corrosie
De meeste metalen reageren gemakkelijk met stoffen uit de lucht en worden erdoor aangetast. Die aantasting noem je corrosie




corrosie van Cu          corrosie van Zn         corrosie (roesten) van Fe

Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aantasting van metalen
Wanneer er bij koper corrosie optreed, ontstaat de stof koperoxide. 
Koperoxide is groen

Koperoxide is echter wel luchtdicht. Koperoxide
beschermt koper tegen verdere corrosie

Dit gebeurt ook bij de metalen: Al, Sn, Cr en Zn. 
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

metalen beschermen
is voorkomen dat er zuurstof (of andere stoffen)bijkomen door:
-verven
-invetten

-vertinnen

-verzinken/galvaniseren

-verchromen

-emailleren


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Legeringen
Mengsels van samengesmolten metalen heten legeringen of alliages
Legeringen hebben andere eigenschappen dan de zuivere metalen


Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Legeringen
Bij legeringen is het rooster verstoord, hierdoor kunnen de deeltjes moeilijker over elkander bewegen.

Slide 26 - Tekstslide

Omdat legeringen uit verschillende elementen bestaan, is het metaalrooster niet meer netjes opgesteld. Hierdoor wordt de legering minder buigbaar dan zuivere metalen. 
Omdat het metaalrooster niet meer netjes is, kunnen de elektronen ook minder goed vrij bewegingen. Hierdoor is de geleiding van legeringen vaak minder goed dan de geleiding van metalen. 

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
Als het goed is kan ik nu:
  1. metalen op mico- en macroniveau beschrijven.
  2. uitleggen wat corrosie is.
  3. het verschil tussen edele en onedele metalen benoemen
  4. drie edele en onedele metalen benoemen
  5. op microniveau verklaren waarom legeringen andere eigenschappen hebben dan zuivere metalen. 
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Neem de volgende vragen over in je schrift en beantwoord deze:
  1. Hoe zien metalen er op microniveau uit?
  2. Hoe zien metalen er op macroniveau uit?
  3. Wat is corrosie?
  4. Wat is het verschil tussen edele en onedele metalen?
  5. Wat is een legering?
  6. Waarom hebben legeringen andere eigenschappen dan zuivere metalen?
Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
1. Teken het aantal protonen en elektronen van een natrium atoom en van een natrium ion (lading +1)
2. Geef aan hoeveel protonen en elektronen voorkomen in Mg2+
3. Hoeveel protonen, neutronen en elektronen komen voor in een 35Cl- ion?


Hoofdstuk 3 Bouw van stoffen
§3.2 Metalen en zouten
Antwoord vraag 2
Magnesium heeft atoomnummer 12
Protonen = 12
De lading is 2+ dus zijn er (12-2) 10 elektronen
Antwoord vraag 3
Cl heeft atoommummer 17
Protonen = 17
Massagetal = 35
Neutronen = massagetal - protonen (35 - 17) 18
De lading is 1- dus zijn er (17 + 1) 18 elektronen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies