5H 13.2 Aangeboren en verworven afweer les 2

1 / 57
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 57 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Afweer
13.1 Bescherming
13.2 Aangeboren en verworven afweer les 2
13.3 Immuniteit
13.4 Transplantatie en bloedtransfusie




Slide 2 - Tekstslide

Programma
  • Leerdoelen 
  • Uitleg basisstof 13.2 --> Aangeboren en verworven afweer
  • Filmpjes werking immuunsysteem 
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting 

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de vormen van aangeboren afweer beschrijven
  • Je kunt de vormen van verworven afweer beschrijven

Slide 4 - Tekstslide

Het complementsysteem bestaat uit meer dan 30 eiwitten die belangrijk zijn in de afweer tegen bacteriën. Het is één van de eerste verdedigingsmechanismen, die op gang komt bij een infectie. Deze eiwitten kunnen zelf een ziekteverwekker (pathogeen) remmen of andere cellen activeren om de ziekteverwekker op te ruimen. De eiwitten hebben allemaal een eigen functie. Het eiwit C3 bijvoorbeeld, bindt aan bacteriën waardoor deze bacteriën gemakkelijker worden herkend en uitgeschakeld door andere afweercellen (witte bloedcellen).
= aangeboren afweer
= verworven afweer

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Verdediging in 3 linies: 
1e linie: huid, slijmvliezen maag
Doel: ziekteverwekker buiten houden

2e linie: aangeboren (aspecifieke) afweer - fagocyten 
Doel: alles wat in het lichaam zit en lichaamsvreemd is moet dood

3e linie: verworven (specifieke) afweer - lymfocyten 
Doel: aanval tegen een specifieke ziekteverwekker 

Slide 7 - Tekstslide

Verworven afweer
Omdat virussen en bacteriën zich snel kunnen vermeerderen zijn er vaak niet voldoende fagocyten om ze te bestrijden. De verworven afweer komt in actie.

  • Bestaat uit lymfocyten: T-cellen en B-cellen
  • De meeste lymfocyten zit in de lymfeknopen en de milt
  • Telkens gericht op één type ziekteverwekker --> specifiek
  • Komt bij eerste infectie traag op gang

Slide 8 - Tekstslide

Antigeen
Specifieke afweer (verworven afweer) betekent dat er gereageerd wordt op een antigeen, bijvoorbeeld:
  • eiwit op de eiwitmantel van een virus,
  • eiwit in de celmembraan van een bacterie,
  • gif dat je binnenkrijgt door een slangenbeet.
  • eiwit op membraan van een parasiet
  • eiwit op een cel van een donororgaan

Slide 9 - Tekstslide

Activatie van een lymfocyt
Wanneer een fagocyt (b.v. marcofaag) een ziekteverwekker fagocyteert (en verteert), wordt er een antigeen aan de buitenkant geplaatst.

De fagocyt verandert in een antigeen-presenterende cel (APC) = nu ook verworven afweer

Slide 10 - Tekstslide

Start specifieke (verworven) afweer
Verworven afweer wordt gestart doordat een APC in lymfe komt. Hierdoor wordt de verworven afweer geactiveerd.

  • De verworven afweer bestaat uit lymfocyten
  • De lymfocyten gaan zich delen

Slide 11 - Tekstslide

Lymfocyten
  • Bij de verworven afweer zijn lymfocyten en fagocyten betrokken.
  • Lymfocyten herkennen indringers aan antigenen: moleculen op het celmembraan.
  • Receptoreiwitten herkennen lichaamsvreemde antigenen.
  • De receptoreiwitten zijn specifiek: 
     1 receptoreiwit past op 1 antigeen.

Slide 12 - Tekstslide

Antigenen

Iedere cel en virus heeft eiwitten zitten op zijn celmembraan of kapsel.

Aan de hand van deze eiwitten (antigenen) kunnen witte bloedcellen herkennen welke cellen lichaamseigen of lichaamsvreemd zijn

Jouw eigen antigenen verschillen van de antigenen van ziekteverwekkers of andere mensen. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Ontstaan witte bloedcellen
Verworven afweer
Lymfocyten zie zich verder ontwikkelen in thymus --> T-cellen/lymfocyten
Lymfocyten die zich verder ontwikkelen in het beenmerg --> B-cellen/lymfocyten
Aangeboren afweer (fagocyten en mestcellen)

Slide 15 - Tekstslide

Antigeen-presenterende cel
Zoekt in het lymfestelsel naar de juiste T- of B-cel.

De binding aan T-cel leidt tot een groot aantal identieke celdelingen.

B-cel gaat zich ook delen en produceert antistoffen.

Slide 16 - Tekstslide

T-cel
B-cel
T-lymfocyt

productie
beenmerg

rijping
thymus

B-lymfocyt

productie
beenmerg

rijping
beenmerg

T-cellen ruimen (geïnfecteerde) EIGEN lichaamscellen op
B-cellen maken antistoffen tegen ziekteverwekkers
Lymfocyten zijn 'antigeen specifiek'. Ze zijn getraind om maar slechts 1 specifiek antigeen te herkennen

Slide 17 - Tekstslide

T-cellen
De binding van de T-cel   aan APC leidt tot een groot aantal celdelingen --> er ontstaan 2 type dochtercellen:
  • T-helpercellen  
  • Cytotoxische T-cellen
  • T- Geheugencellen 

Produceren stoffen die de cytotoxische T-cellen activeren
Gaan opzoek naar geinfecteerde lichaamscellen. Ze herkennen deze cellen aan het antigeen van de ziekteverwekker dat op een receptor op het celmembraan zit. 
De T-cellen bestrijden pathogenen die zich “verstoppen” in de cellen van de pathogeen, en dus onbereikbaar zijn voor de antistoffen van de B-cellen. Cytotoxische T-cellen vernietigen geïnfecteerde lichaamscellen, kankercellen of getransplanteerde cellen.
T-geheugencellen herkennen de antigenen direct --> ze ontwikkelen zich snel tot geactiveerde T-cellen = snellere afweer reactie. 

Slide 18 - Tekstslide

Cytotoxische T-cellen
De cytotoxische T-cel bindt met zijn receptor (op het celmembraan) aan de receptor van de geïnfecteerde lichaamscel (waar het antigeen van de ziekteverwekker op zit) en geeft stoffen af die de geïnfecteerde cel vernietigen.

De celresten worden 
opgeruimd door 
macrofagen.  

Slide 19 - Tekstslide

Reactie T-cellen op een rijtje
  • Na antigeen-presentatie van APC delen T-cellen zich veelvuldig. 
  • Er ontstaan T-helpercellen en cytotoxische T-cellen.
  • T-helpercellen produceren stoffen waardoor de ontwikkeling van cytotoxische T-cellen wordt geactiveerd.
  • Cytotoxische T-cellen vernietigen geïnfecteerde lichaamscellen, kankercellen of getransplanteerde cellen.
  • Cytotoxische T-cellen herkennen deze cellen aan het antigeen dat deze cellen op een receptor in het celmembraan hebben geplaatst.
Activatie T-cellen

Slide 20 - Tekstslide

Ontstaan witte bloedcellen
Verworven afweer
Lymfocyten zie zich verder ontwikkelen in thymus --> T-cellen/lymfocyten
Lymfocyten die zich verder ontwikkelen in het beenmerg --> B-cellen/lymfocyten
Aangeboren afweer (fagocyten en mestcellen)

Slide 21 - Tekstslide

B-cellen
Stoffen van de T-helpercellen 
of de binding van de B-cel zelf aan APC of de ziekteverwekker leidt tot een groot aantal celdelingen van de B-cel --> 
er ontstaan 2 type dochtercellen:
  • Plasmacellen  
  • Geheugencellen

Deze stoffen worden door de T-helpercellen geproduceerd nadat ze aan het antigeen op de APC gebonden zijn.
De plasmacel maakt antistoffen tegen de ziekteverwekker.
Geheugencellen zijn langlevende cellen die een bekende ziekteverwekker direct herkennen en in actie komen.

Slide 22 - Tekstslide

Antistoffen
Plasmacellen maken antistoffen.
Antistoffen zijn eiwitten die zich binden aan de antigenen van de ziekteverwekker --> maken de ziekteverwekker onschadelijk.

Binding antistof met antigeen wordt antigeen-antistofcomplex genoemd. (sleutel-slot principe)
Vraag
Is de witte bloedcel in dit plaatje een T-cel of een B-cel?
De onschadelijk gemaakte ziekteverwekkers worden opgeruimd door macrofagen.
Plasmacellen produceren veel antistoffen die in alle lichaamsvochten terecht komen. Bijvoorbeeld: bloed, lymfe, speeksel, traanvocht, moedermelk enz. 

Slide 23 - Tekstslide

Vorming antigeen-antistofcomplex
Een plasmacel kan maar 1 type antistof vormen. Voor de bestijding van sommige ziekteverwekkers zijn verschillende plasmacellen nodig. 

Slide 24 - Tekstslide

Geheugencellen
  • Sommige lymfocyten worden geheugencellen.
  • T-geheugencellen/B-geheugencellen: bij een volgende infectie herkennen ze de ziekteverwekker en activeren de T- en B cellen.
  • Meestal wordt je dan de tweede keer niet ziek = Immuun

Slide 25 - Tekstslide

Na de eerste infectie: 
  • De plasmacellen verdwijnen, alleen de geheugencellen blijven achter.
  • Bij een nieuwe infectie: geheugencellen kunnen bij een volgende infectie antigeen meteen herkennen en een snelle reactie tot stand brengen. 

Slide 26 - Tekstslide

Reactie B-cellen op een rijtje 
  • B-cellen kunnen worden geactiveerd door stoffen uit T-helpercellen of door te binden aan een antigeen op een APC of een ziekteverwekker.
  • Geactiveerde B-cellen delen zich en ontwikkelen zich voor een deel tot plasmacellen.
  • Plasmacellen vormen heel snel grote hoeveelheden antistoffen tegen antigenen.
  • De antistoffen komen in alle lichaamsvochten (bloed, lymfe, weefselvloeistof, traanvocht, speeksel, vaginaal vocht, moedermelk, enz) terecht en vernietigen daar de ziekteverwekkers.
  • Tegen een antigeen kunnen verschillende antistoffen worden gevormd.
  • Ook ontwikkelen er geheugencellen die de ziekteverwekker de volgende keer herkennen -> immuun
Activatie B-cellen

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Allergische reactie
  • Een allergische reactie is een onnodige afweer reactie op allergenen.
  • Allergenen = antigenen (eiwitten) die voorkomen op onschadelijke stoffen zoals stuifmeelkorrels of voedingsmiddelen.
  • Je immuunsysteem reageert dan op de stof waar je overgevoelig bent. 
  • Je krijgt bijvoorbeeld een rode plek, huiduitslag, jeuk of ontstekingen. 

Slide 29 - Tekstslide

BiNaS 84M

Slide 30 - Tekstslide

Allergie (BiNaS 84 M)
Eerste contact: 
APC presenteert het antigeen en B-cellen (plasmacellen) worden geactiveerd --> maken antistoffen 
--> deze koppelen aan de mestcel 
--> gesensibiliseerd.

Slide 31 - Tekstslide

Allergie (BiNaS 84M)
Tweede contact:
Het antigeen koppelt meteen aan  mestcel --> geactiveerd --> exocytose van blaasjes met histamine --> allergische reactie (slijm, jeuk, niezen, benauwd, diarree etc.)

Slide 32 - Tekstslide

Mestcellen
Dit zijn witte bloedcellen die zich vooral bevinden 
in weefsels van huid en slijmvliezen. 

In contact met ziekteverwekkers of
lichaamsvreemde stoffen --> geven 
histamine af --> verwijding en grotere 
doorlaatbaarheid bloedvaten --> gunstig
voor andere witte bloedcellen. 
Histamine --> zwelling, warmte, roodheid

Slide 33 - Tekstslide

Normale reactie & allergische reactie

Slide 34 - Tekstslide

Allergische reactie op een rijtje
  • Allergenen: antigenen (altijd eiwitten) die voorkomen op onschadelijke stoffen en allergische reacties kunnen veroorzaken.
  • Allergische reactie: onnodige immuunreactie die kan optreden na aanraking, gegeten of ingeademde stoffen.
  • Geactiveerde B-cellen maken antistoffen tegen allergeen.
  • Antistoffen hechten zich aan celmembraan van mestcellen, waardoor ze gesensibiliseerd worden.
  • Bij een volgend contact met het allergeen bindt dit aan de antistoffen in het celmembraan van de mestcellen.
  • De mestcellen worden geactiveerd en geven onder andere histamine af. 
  • Deze stof veroorzaakt klachten als een loopneus, tranende ogen, jeuk, benauwdheid en diarree. 

Slide 35 - Tekstslide

Een lymfocyt..
A
fagocyteert ziekteverwekkers
B
gaat uit de haarvaten om in de weefsels te vreten
C
wacht in een lymfeknoop tot hij geactiveerd wordt

Slide 36 - Quizvraag

Welke cel produceert antistoffen?
A
Macrofaag
B
B-lymfocyt
C
Fagocyt
D
T-lymfocyt

Slide 37 - Quizvraag

Welk type bloedcel zorgt ervoor dat je immuun bent?
A
bloedplaatjes
B
cytokine
C
macrofaag
D
geheugencel

Slide 38 - Quizvraag

Kay werd in Afrika besmet met gele koorts. Lijn R in de grafiek hiernaast toont de vorming van antistoffen in zijn bloed.

Een jaar later wordt Kaj weer besmet.
Welke lijn toont de vorming van antistoffen na deze tweede infectie?

A
Lijn P
B
Lijn Q
C
Lijn S
D
Lijn R

Slide 39 - Quizvraag

Inhoeverre heb je het onderstaande lesdoel behaald?
- Je kunt de werking van de interne specifieke afweer beschrijving.
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Poll

Cellulaire afweer
Humorale afweer

Slide 41 - Tekstslide

humorale afweer
cellulaire afweer
aangeboren

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Huiswerk

Lezen 13.2 vanaf aangeboren afweer
Maken opdracht 21 t/m 31 



Herhalen en/of extra oefenen

Playlist uitlegvideo's

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Tekstslide

Slide 56 - Tekstslide

Slide 57 - Tekstslide