H2, p2
1 / 19
Lesduur is: 80 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
tekstsoorten
Slide 5 - Woordweb
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Wat weet je nog over de persoonsvorm?
Slide 10 - Woordweb
Slide 11 - Tekstslide
persoonsvorm:
Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook meervoud zijn.
Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook meervoud zijn.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
Wat
B
Deze
C
Persoonsvorm
D
is
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in de zin:
"Wat is de persoonsvorm in deze zin?"
"Wat is de persoonsvorm in deze zin?"
A
Wat
B
Deze
C
Persoonsvorm
D
is
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in de zin:
"Marianne weet de persoonsvorm.
"Marianne weet de persoonsvorm.
A
Marianne
B
weet
C
persoonsvorm
D
de
Slide 16 - Quizvraag
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Wat is de persoonsvorm?
Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord
Slide 17 - Quizvraag
Elke goede zin heeft een persoonsvorm/persoonsvormen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Ik weet wat de persoonsvorm is en hoe ik die kan vinden!
😒🙁😐🙂😃
