Hoofdstuk 5 Verbranden en blussen

Hoofdstuk 5 warmte
Verbranden en blussen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 warmte
Verbranden en blussen

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
  • Je kan de drie voorwaarden voor verbranding opnoemen en beschrijven
  • Je kan demonstreren en uitleggen hoe je een brand kan blussen
  • Je herkent de onderdelen van een gasbrander en kan er veilig mee omgaan

Slide 2 - Tekstslide

Heb je bij verbranding altijd vuur/vlammen?

Slide 3 - Open vraag

De drie voorwaarden
De volgende drie zijn belangrijke voorwaarden voor verbranding
  • brandstof
de stof die verbrand (aardgas, hout)
  • zuurstof
Brandstof reageert met zuurstof tot ontbranding
  • ontbrandingstemperatuur
De temperatuur waarin de brandstof kan ontbranden

Slide 4 - Tekstslide

Blussen
Wanneer je blust moet je ten minste 1 verbrandingsvoorwaarde weghalen
  • brandstof ontnemen
Bij een gaskraan brand kan je de gastoevoer afsluiten
  • zuurstof ontnemen
dikke dekens zorgen ervoor dat er geen zuurstof meer bij komt
  • ontbrandingstemperatuur afnemen
water koelt een omgeving af

Slide 5 - Tekstslide

Kan je met een explosie een brand blussen?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

De gasbrander
Gasbranders gebruiken we voor practicums
Onderdelen zijn:
  • luchtregelring
  • grasregelknop
  • schoorsteen

De meer zuurstof de beter de verbranding (= blauwe vlam)

Slide 8 - Tekstslide

Vragen?

Slide 9 - Tekstslide

Welke drie voorwaarden zijn er nodig voor een verbranding?

Slide 10 - Open vraag

Is de zuurstof belangrijk dan de ontbrandingstemperatuur voor een verbranding?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het belangrijkst om te doen als je gaat blussen?

Slide 12 - Open vraag

Waarom is het belangrijk om veilig om te gaan met gasbranders?

Slide 13 - Open vraag

Huiswerk
Maak van paragraaf 3 de opdrachten:
  • 30 t/m 40

Ben je nog niet klaar met paragraaf 1 en/of 2?
  • Maak dat eerst af!

Slide 14 - Tekstslide