Problem Solving les 1 periode 1

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeSecundair onderwijs

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Oefening 1
Bij een baby-alligator is de lengte van zijn lijf en staart samen vier keer zo groot als de lengte van zijn kop. Een alligator is in totaal 75 cm lang (dus van neus tot en met de staart). 
Hoe lang is zijn kop dan?

Slide 2 - Tekstslide

Welke heuristiek lijkt jou hier aangewezen?
A
Gok (slim) en test
B
Maak een tekening
C
Zoek een patroon
D
Maak een schema

Slide 3 - Quizvraag

Gok slim en test gebruik je als:
 - het aantal mogelijkheden beperkt is

- je de mogelijke antwoorden één voor één kunt uitproberen

- je een goed idee hebt over wat het antwoord zou kunnen zijn

Slide 4 - Tekstslide

Neem een kladblad en ga aan de slag.
Bij een baby-alligator is de lengte van zijn lijf en staart samen vier keer zo groot als de lengte van zijn kop. Een alligator is in totaal 75 cm lang (dus van neus tot en met de staart). 
Hoe lang is zijn kop dan?

Slide 5 - Tekstslide

Hoe lang is zijn kop dan?

Slide 6 - Open vraag

Oplossing

Slide 7 - Tekstslide

Oefening 2
Op vakantie werpt Gorik een platte steen 320 cm ver in het meer. De steen weerkaatst op het wateroppervlak en botst telkens na de helft van de laatste afstand terug op het water. Wat is de totale afstand die de steen heeft afgelegd vanaf het moment dat Gorik hem loslaat tot hij voor de zesde keer het water raakt?

Slide 8 - Tekstslide

Welke heuristiek lijkt jou hier aangewezen?
A
Gok (slim) en test
B
Maak een tekening
C
Zoek een patroon
D
Maak een schema

Slide 9 - Quizvraag

Maak een tekening gebruik je als:
 - het over werkelijke/materiële situaties gaat

- het over meetkundige figuren of metingen gaat

- je het probleem visueel kunt voorstellen

Slide 10 - Tekstslide

Tekenen maar...
Op vakantie werpt Gorik een platte steen 320 cm ver in het meer. De steen weerkaatst op het wateroppervlak en botst telkens na de helft van de laatste afstand terug op het water. Wat is de totale afstand die de steen heeft afgelegd vanaf het moment dat Gorik hem loslaat tot hij voor de zesde keer het water raakt?

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de totale afstand?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Oefening 3
Een kunstenaar maakt een heleboel kunstvoorwerpen en verwerkt daarin kleine spiegeltjes. In zijn eerste kunstwerk gebruikt hij één spiegeltje, in het tweede werk twee spiegeltjes, in het derde werk vier spiegeltjes, in het vierde acht spiegeltjes. Hoeveel spiegeltjes zou hij in zijn twintigste kunstwerk moeten gebruiken?

Slide 14 - Tekstslide

Welke heuristiek lijkt jou hier aangewezen?
A
Gok (slim) en test
B
Maak een tekening
C
Zoek een patroon
D
Maak een schema

Slide 15 - Quizvraag

Zoek een patroon gebruik je als: 
 - het over een lijst van gegevens gaat

- het over een getallenreeks gaat

- je een resultaat/oplossing moet voorspellen waar regelmaat in te vinden is

Slide 16 - Tekstslide

Patronen zoeken ...
Een kunstenaar maakt een heleboel kunstvoorwerpen en verwerkt daarin kleine spiegeltjes. In zijn eerste kunstwerk gebruikt hij één spiegeltje, in het tweede werk twee spiegeltjes, in het derde werk vier spiegeltjes, in het vierde acht spiegeltjes. Hoeveel spiegeltjes zou hij in zijn twintigste kunstwerk moeten gebruiken?

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel spiegeltjes heeft hij nodig in zijn 20ste kunstwerk?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Oefening 4
Een leraar wiskunde vroeg aan 42  leerlingen wanneer ze studeerden voor de toets op maandag. De leerlingen mochten meerdere opties noteren. Hij kreeg volgende antwoorden:
- 9 studeerden op vrijdag
- 18 studeerden op zaterdag
- 30 studeerden op zondag
3 studeerden zowel op vrijdag als op zaterdag
10 studeerden zowel op zaterdag als op zondag
6 studeerden op vrijdag en zondag
2 studeerden op vrijdag, zaterdag en zondag.
Hoeveel leerlingen studeerden enkel op zondag? Hoeveel leerlingen studeerden niet?

Slide 20 - Tekstslide

Welke heuristiek lijkt jou hier aangewezen?
A
Gok (slim) en test
B
Maak een tekening
C
Zoek een patroon
D
Maak een schema of diagram

Slide 21 - Quizvraag

Maak een schema gebruik je als:
 - het over verhoudingen, kansen of herhalingen gaat

- je een tekening zou kunnen maken, maar een schema overzichtelijker is

- er verbanden tussen aantallen gegevens zijn

Slide 22 - Tekstslide

Diagrammen(verzamelingen) tekenen
- 9 studeerden op vrijdag
- 18 studeerden op zaterdag
- 30 studeerden op zondag
3 studeerden zowel op vrijdag als op zaterdag
10 studeerden zowel op zaterdag als op zondag
6 studeerden op vrijdag en zondag
2 studeerden op vrijdag, zaterdag en zondag.
Hoeveel leerlingen studeerden enkel op zondag? Hoeveel leerlingen studeerden niet?
Een kunstenaar maakt een heleboel kunstwerpen en verwerkt daarin kleine spiegeltjes. In zijn eerste kunstwerk gebruikt hij één spiegeltje, in het twee werk twee spiegeltjes, in het derde werk vier spiegeltjes, in het vierde acht spiegeltjes. Hoeveel spiegeltjes zou hij in zijn twintigste kunstwerk moeten gebruiken?

Slide 23 - Tekstslide

Hoeveel leerlingen studeerden op zondag?

Slide 24 - Open vraag

Hoeveel leerlingen studeerden niet?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Oefening 5
Jeroen vouwt een strook papier drie keer middendoor en vouwt ze daarna weer open. 
Welk van de volgende zijaanzichten kan hij niet verkrijgen?

Slide 27 - Tekstslide

Welke heuristiek lijkt jou hier aangewezen?
A
Maak een tekening
B
Werk met concreet materiaal
C
Ga alle mogelijkheden na
D
Matrixlogica

Slide 28 - Quizvraag

Concreet materiaal gebruik je als:
 - je echte voorwerpen kunt gebruiken om het probleem voor te stellen

- een tekening maken te ingewikkeld of minder nuttig is

- het over situaties gaat die je je moeilijk kunt voorstellen

Slide 29 - Tekstslide

Plooien maar...

Slide 30 - Tekstslide

Welke optie kan hij niet verkrijgen?

Slide 31 - Open vraag

Oefening 6
Een priemgetal is een natuurlijk getal dat juist twee verschillende delers heeft, namelijk 1 en zichzelf. Er zijn oneindig veel priemgetallen. De kleinste zijn 2, 3, 5, 7 en 11.
Je kunt elk getal groter dan 2 schrijven als een product van priemgetallen. Zo is 90 het product van 4 priemgetallen namelijk 90 = 2 . 3 . 3 . 5  
Daarom zeg je dat 90 een priemlengte heeft van 4. 
Hoeveel oneven getallen onder de 100 hebben priemlengte 3?
a)   2                b)  3                   c)   4                  d)   5                  e)   7

Slide 32 - Tekstslide

Welke heuristiek lijkt jou hier aangewezen?
A
Maak een tekening
B
Werk met concreet materiaal
C
Ga alle mogelijkheden na
D
matrixlogica

Slide 33 - Quizvraag

 Ga alle mogelijkheden na gebruik je als:
 - het aantal mogelijkheden beperkt is

- een volgorde kan gevonden worden waarin geen patroon zit

- alle mogelijke antwoorden reeds gegeven zijn

Slide 34 - Tekstslide

Proberen maar...
Een priemgetal is een natuurlijk getal dat juist twee verschillende delers heeft, namelijk 1 en zichzelf. Er zijn oneindig veel priemgetallen. De kleinste zijn 2, 3, 5, 7 en 11.
Je kunt elk getal groter dan 2 schrijven als een product van priemgetallen. Zo is 90 het product van 4 priemgetallen namelijk 90 = 2 . 3 . 3 . 5
Daarom zeg je dat 90 een priemlengte heeft van 4.
Hoeveel oneven getallen onder de 100 hebben priemlengte 3?
a) 2                  b) 3                  c) 4                    d) 5                 e) 7

Slide 35 - Tekstslide

Hoeveel oneven getallen onder de 100 hebben priemlengte 3?

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Tekstslide

Oefening 7
De voorzitter is in vergadering met de ondervoorzitter, de secretaris, de penningmeester en de verantwoordelijke voor organisaties. Bepaal welke vrouw (eentje heet Nora) welke taak heeft.
Marleen zegt: "Beste voorzitter, ik denk niet de de secretaris weet waarover zij het heeft."
De secretaris en de ondervoorzitter schudden ontkennend hun hoofd. 
De penningmeester zegt: "Ik ga akkoord met Marleen."
De ondervoorzitter onderbreekt: "Jullie twee, laat Inez gerust, ze doet haar werk goed."
Els, die nog niets gezegd heeft, zegt: "Laten we iets anders bespreken."
De verantwoordelijke voor organisaties zegt: "Sorry Inez, niet persoonlijk bedoeld."
Jade zegt: "Sorry Inez, ik ben wat te snel opgejaagd.
Inez reageert: "Al goed, we hebben allemaal te veel aan ons hoofd."

Slide 38 - Tekstslide

Welke heuristiek lijkt jou hier aangewezen?
A
Maak een tekening
B
Werk met concreet materiaal
C
Ga alle mogelijkheden na
D
Matrixlogica

Slide 39 - Quizvraag

 Matrixlogica gebruik je als:
 -  het probleem door logisch redeneren moet opgelost worden

- je door elimineren een aantal mogelijkheden kunt uitsluiten.

Slide 40 - Tekstslide

Proberen maar...
De voorzitter is in vergadering met de ondervoorzitter, de secretaris, de penningmeester en de verantwoordelijke voor organisaties. Bepaal welke vrouw (eentje heet Nora) welke taak heeft.
Marleen zegt: "Beste voorzitter, ik denk niet de de secretaris weet waarover zij het heeft."
De secretaris en de ondervoorzitter schudden ontkennend hun hoofd.
De penningmeester zegt: "Ik ga akkoord met Marleen."
De ondervoorzitter onderbreekt: "Jullie twee, laat Inez gerust, ze doet haar werk goed."
Els, die nog niets gezegd heeft, zegt: "Laten we iets anders bespreken."
De verantwoordelijke voor organisaties zegt: "Sorry Inez, niet persoonlijk bedoeld."
Jade zegt: "Sorry Inez, ik ben wat te snel opgejaagd.
Inez reageert: "Al goed, we hebben allemaal te veel aan ons hoofd."

Slide 41 - Tekstslide

Hoe heet de voorzitter?

Slide 42 - Open vraag

Hoe heet de ondervoorzitter?

Slide 43 - Open vraag

Hoe heet de secretaris?

Slide 44 - Open vraag

Hoe heet de penningmeester?

Slide 45 - Open vraag

Wie is de verantwoordelijke organisaties?

Slide 46 - Open vraag

Slide 47 - Tekstslide