Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geldt voor een
A
tijdelijke baan
B
vaste baan
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geldt voor een
A
tijdelijke baan
B
vaste baan
Slide 1 - Quizvraag
Wat is: Salaris?
A
Geld dat de werkgever betaalt aan de overheid
B
Geld dat de werknemer betaalt aan de werkgever
C
Geld dat je ontvangt in ruil voor werk
D
Geld dat je betaalt voor je arbeidsovereenkomst
Slide 2 - Quizvraag
Welk begrip past bij de volgende situatie? Noa is in een museum gaan werken. Haar arbeidsovereenkomst geldt voor een jaar. Als het museum tevreden over haar is, krijgt ze misschien een nieuwe arbeidsovereenkomst.
A
cao
B
proeftijd
C
tijdelijke baan
D
vaste baan
Slide 3 - Quizvraag
Als in een bedrijf iedereen iets anders doet, noemen we dat
A
CAO
B
opzegtermijn
C
proeftijd
D
taakverdeling
Slide 4 - Quizvraag
Stelling: Een proeftijd is alleen maar voor een werkgever
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een werknemer?
A
Een bedrijf die mensen in dienst heeft
B
Een leerling
C
Iemand die bij een bedrijf/winkel werkt
D
De baas
Slide 6 - Quizvraag
Welk begrip wordt hier beschreven? "Een afgesproken periode waarin je een arbeidsovereenkomst kunt opzeggen zonder dat daar een ontslagvergunning voor nodig is."
A
Proeftijd
B
Arbeidsovereenkomst
C
Cao
D
Opzegtermijn
Slide 7 - Quizvraag
Welke van de onderstaande afspraken staat NIET in een arbeidsovereenkomst?
A
Duur van de proeftijd
B
Grootte van de werkkamer
C
Hoogte van het loon
D
De omschrijving van de functie
Slide 8 - Quizvraag
Als er een einddatum in je arbeidscontract staat dan heb je een..
A
Vaste baan
B
Tijdelijke baan
C
Flexibele baan
D
Deeltijdbaan
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een werknemer?
A
Iemand die een eigen bedrijf heeft.
B
Iemand die geen vaste baan heeft.
C
Iemand die personeel in dienst heeft.
D
Iemand die in dienst van een baas werkt.
Slide 10 - Quizvraag
Dit werk doe je als oproepkracht of uitzendkracht.
A
Parttime baan
B
Vaste baan
C
Fulltime baan
D
Flexibele baan
Slide 11 - Quizvraag
Een werkgever is...
A
iemand die andere in dienst heeft.
B
iemand die alleen werkt
C
iemand die opzoek is naar werk
D
iemand die werkt voor een ander
Slide 12 - Quizvraag
Wat is een arbeidsovereenkomst
A
Afspraak tussen werkgever en werknemer.
B
Overeenkomst tussen werkgevers en werknemers over de arbeidsvoorwaarden
C
Iemand die één of meerdere personen in dienst heeft
D
Iemand in dienst van een baas
Slide 13 - Quizvraag
Werken via een uitzendbureau is een voorbeeld van een flexibele baan.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een flexibele baan?
A
Een baan waarbij je heel lenig moet zijn
B
Een baan waarbij je veel verschillende taken moet doen
C
Een baan waarbij je alleen werkt wanneer ze jou nodig hebben
D
Een baan waarbij je soms veel en soms weinig uren werkt
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een flexibele baan?
A
Een baan waarin ik mijn eigen werktijd mag indelen
B
Een baan waarin ik moet werken als de baas me oproept.