Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
V5 2025-2026 Quizvragen Balans + W&V + Liquiditeitsbegroting
De balansquiz
1 / 32
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4-6
In deze les zitten
32 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
20 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
De balansquiz
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de beste omschrijving van vlottende activa?
A
Activa die langer dan één periode of jaar meegaan
B
Activa die minder dan één periode of jaar meegaan
C
Activa die precies één periode of jaar meegaan
D
Activa die één periode meegaat
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het gevolg als ik voorraden verkoop en deze gelijk betaald worden door de klant?
A
Eigen vermogen stijgt Liquide middelen stijgt
B
Eigen vermogen daalt Liquide middelen daalt
C
Vlottende activa daalt Liquide middelen stijgt
D
Vlottende activa stijgt Liquide middelen stijgt
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het gevolg voor de balans als een bedrijf aflost op een hypothecaire lening?
A
Eigen vermogen stijgt Liquide middelen stijgt
B
Eigen vermogen daalt Liquide middelen daalt
C
Lang vreemd vermogen daalt Liquide middelen stijgt
D
Lang vreemd vermogen daalt Liquide middelen daalt
Slide 4 - Quizvraag
De liquiditeitsbegroting is altijd inclusief BTW
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Het aanschaffen en betalen van een nieuwe machine komt op de:
A
Liquiditeitsbegroting
B
Resultatenbegroting
C
Beiden
Slide 6 - Quizvraag
Hoe kun het het EV
op de eindbalans uitrekenen?
A
EV begin +/- bezittingen +/- schulden
B
EV begin +/- bezittingen +/- resultaat
C
EV begin +/_ prive +/- resultaat
D
EV begin +/- schulden +/- prive
Slide 7 - Quizvraag
Welke balansmutaties vinden er plaats?
Als:
De onderneming verkoopt goederen op rekening voor €14.200. De inkoopwaarde is €9.400.
A
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
B
Debiteuren -€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
C
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€14.200
D
Debiteuren +14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen-€4.800
Slide 8 - Quizvraag
Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaling per bank aan crediteuren €14.000.
A
Kas -€14.000 Crediteuren +€14.000
B
Kas -€14.000 Crediteuren -€14.000
C
Bank -€14.000 Crediteuren -€14.000
D
Bank -€14.000 Crediteuren +€14.000
Slide 9 - Quizvraag
Welke balansmutaties vinden er plaats?
Per kas gekocht goederen €1.400.
A
Voorraad -€1.400 Kas -€1.400
B
Voorraad +€1.400 Kas -€1.400
C
Voorraad -€1.400 Crediteuren -€1.400
D
Voorraad -€1.400 Crediteuren +€1.400
Slide 10 - Quizvraag
Op een balans staan ..
A
de bezittingen van een bedrijf
B
de bezittingen en schulden van een bedrijf
C
de bezitting, schulden en eigen vermogen van een bedrijf
D
de opbrengsten
Slide 11 - Quizvraag
Op de balans is activa hetzelfde als..
A
bezittingen
B
schulden
C
eigen vermogen
D
goederen die niet verkocht worden
Slide 12 - Quizvraag
Liquiditeitsbegroting
Resultatenbegroting
Contante verkopen
Omzet
Inkoopwaarde van de omzet
Ontvangsten van debiteuren
Contante inkopen
Afschrijvingskosten
Loonkosten
Uitgaven aan crediteuren
Interestkosten
Interest
Alle overige kosten
Aflossing
Alle overige uitgaven
Winstbelasting
Slide 13 - Sleepvraag
Als een bedrijf afschrijvingskosten heeft zal er iets veranderen op..
A
de balans
B
de resultatenrekening
C
zowel de balans als de resultatenrekening
D
niets
Slide 14 - Quizvraag
Als een bedrijf winst maakt zal dat op de balans te merken zijn aan de omvang van
A
het eigen vermogen
B
banksaldo
C
kasgeld
D
de schulden
Slide 15 - Quizvraag
Een balans is:
A
Opstelling activa & passiva
B
Niet altijd in evenwicht
C
Vreemd vermogen
D
Eigen vermogen
Slide 16 - Quizvraag
Permanentie
Kosten en opbrengsten
Balans
Ontvangsten en uitgaven
Winst per periode berekenen (bijv. per maand)
Resultatenbegroting
Momentopname
Liquiditeitsbegroting
Slide 17 - Sleepvraag
Vlottende activa
A
Gaan langer dan 1 jaar mee
B
Gaan korter dan 1 jaar mee
C
Gaan niet mee
D
Gaan wel mee
Slide 18 - Quizvraag
Het vreemd vermogen is hetzelfde als
A
de kortlopende schulden van een bedrijf
B
de langlopende schulden van een bedrijf
C
alle schulden van een bedrijf
D
het eigen vermogen
Slide 19 - Quizvraag
Welk balanspost is een vorm van liquide middelen, chartaal geld
A
Kas
B
Bank
C
Debiteuren
D
Rekening Courant
Slide 20 - Quizvraag
Rood staan op de betaalrekening van de onderneming
A
Crediteuren
B
Kas
C
Voorziening
D
Rekening courant krediet
Slide 21 - Quizvraag
Alle schulden met een looptijd gelijk aan of korter dan één jaar
A
Lang vreemd vermogen
B
Voorziening
C
Kort vreemd vermogen
D
Crediteuren
Slide 22 - Quizvraag
Alle bezittingen die één productieproces (of maximaal één jaar) meegaan
A
Liquide middelen
B
Vlottende activa
C
Vaste activa
D
Debiteuren
Slide 23 - Quizvraag
Het geld wordt in vaste termijnen terugbetaald
A
Hypothecaire lening
B
Lineaire lening
C
Obligatielening
D
Annuïteitenlening
Slide 24 - Quizvraag
Een overzicht van alle verwachte opbrengsten en kosten in een bepaalde periode
A
Balans
B
Resultaten begroting
C
Liquiditeiten begroting
D
Investeringsbegroting
Slide 25 - Quizvraag
Geld opnemen uit de onderneming voor privé-gebruik
A
Kas opname
B
Dividend uitkering
C
Privé opname
D
Diefstal
Slide 26 - Quizvraag
Een vorm van kort vreemd vermogen waarbij een onderneming btw moet afdragen aan de fiscus.
A
Te vorderen BTW
B
Vennootschaps belasting
C
Premies en heffingen
D
Te betalen BTW
Slide 27 - Quizvraag
Als de verkoopprijs van de verkochte activa lager is dan de boekwaarde van de vaste activa
A
Afschrijving
B
Restwaarde
C
Boekverlies
D
Boekwaarde
Slide 28 - Quizvraag
Een vorm van kort vreemd vermogen waarbij een onderneming nog geld moet betalen aan leveranciers voor ingekochte goederen of diensten .
A
Ontvangen afnemerskrediet
B
Ontvangen leverancierskrediet
C
Verstrekt afnemerskrediet
D
Verstrekt leverancierskrediet
Slide 29 - Quizvraag
De periode dat het gebruik van de vaste activa economisch verantwoord is, daarna worden de kosten (bijv. onderhoud) te hoog
A
Technische levensduur
B
Rendabele levensduur
C
Afschrijvings percentage
D
Economische levensduur
Slide 30 - Quizvraag
Hoe heet het als een organisatie regelmatig het resultaat berekent?
A
Permanentie
B
Periodestelsel
C
Kasstelsel
D
Staffel vorm
Slide 31 - Quizvraag
Maken Smolbaby
Slide 32 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
5V Eenmanszaak - herhaling
11 days ago
-
22 slides
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
5V Eenmanszaak - herhaling
12 days ago
-
22 slides
newEditor
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
5H - Eenmanszaak - Herhaling
October 2025
-
30 slides
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
5.5 Vreemd Geld
May 2025
-
8 slides
Economie
Middelbare school
vmbo lwoo, t
Leerjaar 4
Administratie hst 3 paragraaf 3.2 boekingsstukken
April 2024
-
19 slides
Economie & Ondernemen
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Administratie hst 3 paragraaf 3.4 en 3.5 Inrichting boekhouding
April 2024
-
20 slides
Economie & Ondernemen
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
3.3 Tel uit je winst
November 2025
-
9 slides
Economie
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2,3
1.3 De kledingboetiek
May 2025
-
6 slides