12 juni oefenen toetsweek

Socialiseren
Je pakt je laptop of je boek (methode). Tas op de grond. 

Deze laat je dicht tot na de instructie. 

timer
5:00
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Socialiseren
Je pakt je laptop of je boek (methode). Tas op de grond. 

Deze laat je dicht tot na de instructie. 

timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesopbouw
  • Grammatica (woordsoorten en zinsdelen ) toetsweek
  • Deze les zinsdelen: persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde
  • Leerdoelen
  • Uitleg - video - vragen
  • Quizziz
  • Evaluatie les
  • Opruimen

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen
Leerdoel:
Je leert de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde.  

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Oefenen
Open je laptop en doe mee. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm in een enkelvoudige zin?

Slide 6 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Ik loop elke ochtend naar school.
A
ik
B
naar school
C
loop

Slide 7 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het onderwerp in deze zin?

De leraar heeft een toets gemaakt.
A
heeft
B
de leraar
C
heeft gemaakt
D
een toets

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in deze zin?
Hij geeft een cadeautje aan zijn zusje.
A
hij / geeft
B
geeft / zijn zusje
C
geeft / hij
D
geeft / een cadeautje

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in een zin?

Slide 11 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van meerdere werkwoorden in een zin?
A
Wij willen gaan zwemmen.
B
Het weer is slecht.
C
De hond blaft luid.
D
Jij moet je huiswerk maken.

Slide 12 - Quizvraag

Scheidbare werkwoorden 
Scheidbare werkwoorden kun je splitsen in twee losse woorden, namelijk het voorvoegsel en het werkwoord. Ze horen allebei bij het werkwoordelijk gezegde

opeten - eet op - hij eet zijn pap langzaam op 
uitzetten - zet uit  - mijn moeder zet de radio uit
weglopen - loopt weg - ik loop snel weg naar huis

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Hij zet de t.v. uit.

A
hij
B
hij zet
C
de t.v. uit
D
zet uit

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Ik heb gisteren een ijsje gegeten.
A
heb gisteren
B
ik heb gegeten
C
ik een ijsje
D
heb gegeten

Slide 15 - Quizvraag

Geef aan: de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde:

Waarom heeft hij tegen haar gelogen?
A
Waarom / haar / gelogen
B
Heeft / hij / tegen haar
C
Heeft / hij / heeft gelogen
D
Hij / heeft / gelogen

Slide 16 - Quizvraag

Quizziz 

Persoonsvorm en onderwerp
Werkwoordelijk gezegde

Slide 17 - Tekstslide

Evaluatie les
Heb je voldoende geleerd voor de toetsweek?

Slide 18 - Tekstslide

Opruimen
Schuif je stoel aan.
Wachten op de bel. 



Slide 19 - Tekstslide