Scheidbare werkwoorden kun je splitsen in twee losse woorden, namelijk het voorvoegsel en het werkwoord. Ze horen allebei bij het werkwoordelijk gezegde
opeten - eet op - hij eet zijn pap langzaam op
uitzetten - zet uit - mijn moeder zet de radio uit
weglopen - loopt weg - ik loop snel weg naar huis