Sociaal netwerk - Lesweek 6

Vak: Sociaal netwerk (Naastbetrokkenen)

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vak: Sociaal netwerk (Naastbetrokkenen)

Slide 1 - Tekstslide

Licentie check 
Iedereen dient een licentie te hebben van ThiemeMeulenhoff. Daarnaast heb je ook een werkende laptop met oplader. Zonder deze onderwijsmiddelen kan je mijn lessen niet deelnemen. Je wordt uit de les uitgestuurd en in die tijd mag je de onderwijsmiddelen regelen. 

Slide 2 - Tekstslide

Aanwezigheidsregistratie
Aanwezigheid zal door de docent geregistreerd worden. Aanwezigheid kan meerder malen tijdens de les worden gedaan. 

Slide 3 - Tekstslide

Programma

  • Terugblik vorige les
  • Theorie over dementie
  • Afsluiting

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik

Slide 5 - Tekstslide

Doel van de les
De student kan uitleggen wat dementie is en een koppeling maken met de domeinen. 

Slide 6 - Tekstslide

Dementie 


Wat is dementie? 

Slide 7 - Tekstslide

Dementie
Er zijn meer dan 50 aandoeningen die kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van dementie. De meest voorkomende zijn:

  • De ziekte van Alzheimer
  • Vasculaire dementie
  • Frontotemporale dementie

Slide 8 - Tekstslide

Alzheimer

Slide 9 - Tekstslide

Overige aandoeningen
  • Vasculaire dementie: wordt veroorzaakt door storingen in de bloedtoevoer. Veel mensen die deze vorm krijgen, hebben hart- en vaatziekten (gehad). Wat opvalt is dat ze langzamer gaan denken, spreken en handelen. Ook kunnen ze zich moeilijk concentreren.
  • Frontotemporale dementie:  Komt vaak op jongere leeftijd voor. Veranderingen in het gedrag vallen meestal als eerste op. Ook de taal, spraak en motoriek kunnen aangetast zijn.
  • Lewy body dementie: wisselingen in geestelijke achteruitgang (soms sterke achteruitgang, soms niet) in combinatie met symptomen die wijzen op de ziekte van Parkinson. Denk aan het beven van lichaamsdelen, stijfheid en een afwijkende manier van lopen. 

Slide 10 - Tekstslide

Overige begrippen dementie
Afasie: Een persoon met dementie kan kampen met een afasie of taalstoornis. Hij kan steeds slechter op woorden komen, voorwerpen benoemen, lezen en schrijven, begrijpen wat anderen zeggen of herhalen wat hij gehoord heeft.

Apraxie: Iemand met dementie kan een apraxie of handelingsstoornis hebben. Het uitvoeren van doelbewuste maar eenvoudige handelingen kan hij dan niet meer, zoals het smeren van een boterham.
Agnosie: Agnosie is een stoornis in het herkennen van objecten en personen. Iemand met dementie herkent de dagelijkse gebruiksvoorwerpen niet meer. Maar ook bekenden of familieleden worden op den duur niet meer herkend.


Slide 11 - Tekstslide

'Komt vaak op jongere leeftijd voor'

Welke vorm dementie is het?
A
Ziekte van Alzheimer
B
Vasculaire dementie
C
Frontotemporale dementie
D
Lewy-Body-dementie

Slide 12 - Quizvraag

'Veel mensen die deze vorm krijgen, hebben hart- en vaatziekten (gehad)'

Welke vorm dementie is het?
A
Ziekte van Alzheimer
B
Vasculaire dementie
C
Frontotemporale dementie
D
Lewy-Body-dementie

Slide 13 - Quizvraag

'Is de meest voorkomende vorm van dementie'

Welke vorm dementie is het?
A
Ziekte van Alzheimer
B
Vasculaire dementie
C
Frontotemporale dementie
D
Lewy-Body-dementie

Slide 14 - Quizvraag

'Sterke schommeling in de geestelijke achteruitgang. Ook verschijnselen, zoals beven van lichaamsdelen, stijfheid...'

Welke vorm dementie is het?
A
Ziekte van Alzheimer
B
Vasculaire dementie
C
Frontotemporale dementie
D
Lewy-Body-dementie

Slide 15 - Quizvraag

Het verloop van dementie
Dementie kent een progressief ziektebeeld. Dat betekent dat de klachten steeds erger zullen worden. Men onderscheidt 4 fases van dementie:

  1. Stadium 1 - 'bedreigde ik': Beginnende en milde dementie
  2. Stadium 2 - 'verdwaalde ik': Matig ernstige dementie
  3. Stadium 3 - 'verborgen ik': Ernstige dementie, cliënt is afhankelijk van anderen.
  4. Stadium 4 - 'verzonken ik': Ernstige dementie, client kan vrijwel niet meer bewegen.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe wordt dementie vastgesteld?
  • Een scan om na te gaan of er schade is aan de hersenen

  • Bloedonderzoek 

  • Neuropsychologisch onderzoek. Dit zijn testen die de client moet maken en vragen die de client en zijn/haar omgeving gesteld worden

Slide 17 - Tekstslide

Behandeling
Er zijn medicijnen die het erger worden van dementie lijken af te remmen. Op enig moment zal de achteruitgang zo groot zijn dat medicijnen de voortgang niet meer kunnen afremmen. Bij sommige vormen van dementie kan iets gedaan worden aan de oorzaak van de dementie. Denk hierbij aan de doorbloeding van de hersenen.

Bij sommige vormen van dementie kunnen cliënten verschillende klachten krijgen zoals angst, agressie of wanen. Medicatie kan helpen om deze klachten te verminderen.

Slide 18 - Tekstslide

Gedrag van mensen met dementie
Het volgende gedrag kan voorkomen bij mensen met dementie:

  • Perseveren (cliënten herhalen steeds dezelfde vragen of opmerkingen)
  • Confabuleren (cliënten weten soms niet meer wat er gebeurd is als ze een verhaal vertellen. Ze vullen het verhaal dan aan met verzinsels om te verhullen dat ze het verhaal niet meer weten)
  • Achterdocht: cliënten kunnen niet altijd herinneren waar zij zijn of met wie ze in gesprek zijn. Dit kan een gevoel van onveiligheid geven
  • Decorumverlies: cliënt voelt niet goed meer aan wat wel en niet geaccepteerd gedrag is. Ze kunnen bijvoorbeeld gaan boeren tijdens het eten of met te weinig kleding gaan rondlopen

Slide 19 - Tekstslide

Sociale Benadering Dementie
De focus van SBD ligt niet op de aandoening zelf (de ziekte of de schade aan het brein), maar op (het verbeteren van) de leefwereld van iemand met dementie (psychologisch en sociaal domein).

Medisch domein: Hier gaat het over het begrijpen wat het met de cliënt zelf doet (de schade aan het brein door de ziekte)
Psychologisch domein - Hierbij gaat het over de interne leefwereld van de cliënt die probeert om te gaan met de gevolgen van de ziekte.
Belangrijkste vragen voor de cliënt: 
- Hoe ga ik ermee om? 
- Hoe pas ik mijn leven aan?
Sociale domein: Hierbij gaat het over de externe leefwereld van de cliënt en hoe hij/zij om gaat met de veranderende sociale relaties vanwege de ziekte.
- Hoe gaat iemand om met de veranderende relaties?
- De zorg over sociale excusie (geen deelname aan de maatschappij)



Slide 20 - Tekstslide

Hoe is dementie voor het netwerk van clienten?

Slide 21 - Tekstslide

Doelen check 
Is onderstaand doel behaald en VERANTWOORD dit?

De student kan uitleggen wat dementie is en een koppeling maken met de domeinen. 

Geef voorbeelden waaruit dit blijkt?
1...................
2...................

Slide 22 - Tekstslide

Bedankt voor jullie aandacht.
Wat vond jij van de gegeven les? Wees kritisch in het geven van feedback!

Slide 23 - Woordweb

Aan de slag 
Boek: (Persoonlijk) begeleider
specifieke doelgroepen
Thema: 4.13 Cliënten met dementie
Bestudeer: Alle onderdelen
Maken: alle opdrachten 


Slide 24 - Tekstslide