Les 2 Voorrangsregels en snelheid

Les 2 Voorrangsregels en snelheid
Leerdoelen:
1: Welke voorrangsregels zijn er?
2: Wat zijn de gevaren van snelheid?

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatwerktijdMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 2 Voorrangsregels en snelheid
Leerdoelen:
1: Welke voorrangsregels zijn er?
2: Wat zijn de gevaren van snelheid?

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn voorrangsregels?
In principe geldt dat bestuurders die van rechts komen op gelijkwaardige kruispunten voorrang krijgen. Maar dat geldt ook weer niet altijd. Zo gaan verkeerstekens zoals haaientanden boven verkeersregels en gaan verkeerslichten weer boven verkeerstekens. Verder worden voetgangers niet als bestuurders gezien.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Voor fietsers in Nederland gelden specifieke voorrangsregels om hun veiligheid op de weg te waarborgen. Hier zijn enkele belangrijke voorrangsregels voor fietsers samengevat:

1. Fietsers op een fietspad hebben voorrang op voertuigen op de rijbaan, tenzij anders aangegeven.
2. Fietsers moeten altijd voorrang verlenen aan voetgangers op een zebrapad of bij een voetgangersoversteekplaats.
3. Bij gelijkwaardige kruispunten tussen fietspaden geldt het principe van "rechts heeft voorrang" voor fietsers.
4. Op rotondes hebben fietsers binnen de rotonde voorrang op voertuigen die de rotonde willen oprijden.
5. Wanneer een fietspad een weg kruist, hebben fietsers voorrang op het verkeer op die weg, tenzij anders aangegeven.
6. Op sommige plekken kunnen verkeerslichten specifieke regels hebben voor fietsers, zoals een aparte groenfase voor fietsers.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Tijd voor een Quiz
Wie heeft voorrang?

Slide 7 - Tekstslide

Wie heeft er voorrang?
A
De auto heeft voorrang.
B
De fietser heeft voorrang.

Slide 8 - Quizvraag

Wie heeft er voorrang?
A
De fietsers
B
De auto

Slide 9 - Quizvraag

Voorrangsafspraken en voorrangsborden gelden alleen
voor bestuurders.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Wie heeft er voorrang?
A
De witte auto
B
De fietser
C
De vrachtwagen en motor

Slide 11 - Quizvraag

Moet je bij dit bord voorrang verlenen of voorrang krijgen?
A
Voorrang verlenen
B
Voorrang krijgen
C
Dit is geen voorrangsbord

Slide 12 - Quizvraag

Wie heeft er hier
voorrang?
A
de rode auto
B
de blauwe auto

Slide 13 - Quizvraag

En wie heeft er nu
voorrang?
A
de rode auto
B
de blauwe auto

Slide 14 - Quizvraag

Wie heeft er voorrang?
A
De fietser
B
De auto

Slide 15 - Quizvraag

U ziet een "illegaal" voorrangsvoertuig,
moet u deze voorrang verlenen?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer hebben voorrangsvoertuigen voorrang (ambulance, politie, brandweer)?
A
Deze voertuigen hebben altijd voorrang.
B
Als ze hun sirenes aan hebben staan.
C
Als ze hun blauwe zwaailichten aan hebben staan.
D
Als ze hun blauwe zwaailicht en sirenes aan hebben staan.

Slide 17 - Quizvraag

Welke voorrangsborden
vertellen je dat je
voorrang moet geven?
timer
0:20
A
B
C
D

Slide 18 - Quizvraag


Wie heeft hier voorrang?
A
Auto
B
Fietser

Slide 19 - Quizvraag

Wie heeft hier voorrang?
A
De fietser
B
De blauwe auto
C
De grijze auto

Slide 20 - Quizvraag

Wie heeft er voorrang?
A
1. rode auto, 2. witte auto, 3. fiets
B
1. fiets, 2. rode auto, 3. witte auto
C
1. fiets, 2. witte auto, 3. rode auto
D
1. rode auto, 2. fiets, 3. witte auto

Slide 21 - Quizvraag

Snelheid 
Gevaar

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Voorrang moet je krijgen niet nemen

Slide 24 - Tekstslide

Tot volgende week!

Slide 25 - Tekstslide