Uiteenzetting Les 3: Voorbereiding/tekststructuren/bronnen

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

1. Verschijnsel-verklaringsstructuur
Verklaringsstructuur. Hierbij geef je in de inleiding een verschijnsel. In het middenstuk geef je kenmerken, voorbeelden, oorzaken en effecten. In het slot geef je een samenvatting en een mogelijke toekomstverwachting.

Inleiding       Noemen verschijnsel

Kern               Kenmerken
                         Oorzaken
                         Gevolgen 

Slot                Samenvatting en verschijnsel in toekomst

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Denk bijvoorbeeld aan het noorderlicht. In de inleiding kondig je het onderwerp aan en maak je de lezer nieuwsgierig.

  • In het middenstuk leg je dan uit hoe het noorderlicht kan ontstaan en noem je interessante kenmerken, zoals hoe vaak het voorkomt. 

  • In het slot geef je een samenvatting van het reeds vermelde, en vermijd je al gebruikte formuleringen. Je zou ook aandacht kunnen besteden aan de toekomst door te vermelden of het noorderlicht ook in de toekomst zal blijven voorkomen.

Slide 6 - Tekstslide

2. Vraag-antwoord structuur
Vraag-antwoord structuur. Hierbij geef je in de inleiding een vraag en in het middenstuk de antwoorden. In het slot geef je een conclusie of samenvatting.

Inleiding       Hoofdvraag stellen

Kern               Antwoord deelvraag 1
                         Antwoord deelvraag 2
                         Antwoord deelvraag 3

Slot                Samenvatting/conclusie + antwoord op hoofdvraag  
                        uit inleiding

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Bij deze structuur kun je als vraag bijvoorbeeld denken aan 'waarom rust er nog steeds een taboe op homoseksualiteit?'. In de inleiding kondig je het onderwerp aan en maak je de lezer nieuwsgierig.

  • In het middenstuk kun je deze vraag uitwerken door het te hebben over reacties op homoseksualiteit en wat er kan gebeuren als er openlijk over gesproken wordt (dit wordt immers niet gedaan als er een taboe op rust). 

  • In het slot geef je als conclusie bijvoorbeeld dat er een groot taboe op homoseksualiteit rust door mogelijke agressieve reacties.

Slide 8 - Tekstslide

3. Probleem-oplossingsstructuur
Probleem-oplossing structuur. Hierbij geef je in de inleiding een probleem. In het middenstuk leg je vervolgens uit waarom dat een probleem is en geef je de oorzaken en gevolgen. In het slot geef je de oplossing.

Inleiding      Probleem introduceren

Kern              Waarom is het een probleem
                        Oorzaak
                        Gevolg

Slot                Mogelijke oplossingen

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Als probleem zou je bijvoorbeeld de te duur wordende energierekening kunnen kiezen. Dit onderwerp introduceer je dan in de inleiding.

  • In het middenstuk leg je uit waarom dit een probleem is: leg bijvoorbeeld uit hoe de energiecrisis is ontstaan, waarom en voor wie dit een probleem is en wat de gevolgen zijn voor de mensen. Ook kun je de rol van de overheid benoemen.

  • In het slot kun je mogelijke oplossingen aandragen.

Slide 10 - Tekstslide

4. Vroeger-nu-toekomst
Verleden, heden, toekomst structuur. Hierbij introduceer je het onderwerp in de inleiding. In het middenstuk noem je hoe het vroeger, nu en in de toekomst zal zijn. In het slot geef je de conclusie.

Inleiding     Onderwerp aankondigen

Kern              Vroeger
                       Nu
                       Toekomst
 
Slot               Conclusie

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Je kunt bijvoorbeeld voor het onderwerp klimaatverandering kiezen en deze introduceren in de inleiding

  • In het middenstuk leg je vervolgens uit hoe het vroeger was, hoe het nu is en wat ons mogelijk in de toekomst staat te wachten op dit gebied. 

  • In het slot geef je een conclusie, bijvoorbeeld dat we nu moeten ingrijpen om klimaatverandering tegen te gaan.

Slide 12 - Tekstslide

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

Ontstaan van een regenboog

A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 13 - Quizvraag

In wat voor tekststructuur vinden we in het middenstuk:

kenmerken, oorzaken en gevolgen?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 14 - Quizvraag

Bij welke tekststructuur kun je deze vraag stellen:
"Wat zijn de gevolgen?"
A
vroeger-nu-toekomst
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing

Slide 15 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

Gameverslaving bij jongeren
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wel of geen bron?
  • Je hebt geen bron nodig als dingen een duidelijk feit zijn:                                                              "Er zijn vluchtelingen in Nederland."

  • Je hebt wel een bron nodig als je bijvoorbeeld een uitspraak van iemand anders aanhaalt:  "De politieke partij D66 vindt dat we meer vluchtelingen naar Nederland moeten halen"

Slide 21 - Tekstslide

Er zitten 26 leerlingen in deze klas
A
Bron nodig
B
Geen bron nodig

Slide 22 - Quizvraag

De ventilatie in 70% van de schoolgebouwen is onvoldoende gebleken.
A
Bron nodig
B
Geen bron nodig

Slide 23 - Quizvraag

Volgens de burgemeester van Hilversum drinkt de jeugd in zijn gemeente veel te veel
A
Bron nodig
B
Geen bron nodig

Slide 24 - Quizvraag

Wat moet je weten van een bron?
  • Wil je deze bron kunnen gebruiken op je toets moet je een paar dingen kunnen opschrijven over de bron:

  1. Wie de schrijver is van het stuk
  2. Wat de titel van het artikel, boek of website is.
  3. Uit welk tijdschrift, krant of website je de informatie hebt gehaald.
  4. Wat is de datum waarop de bron is gepubliceerd. (Dus wanneer is het geschreven).


  • Vraag jezelf deze 4 punten af bij het lezen van het artikel op de volgende slide.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Dat ziet er zo uit:
  • "Slechte ventilatie is de grootste angst van middelbare scholen" - Kaya Bouma in De Volkskrant, 14-08-2020


Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Zoek nu zelf meerdere bronnen bij je onderwerp en sla de linkjes op. Gebruik er minimaal 3 in je tekst.

  • Download het bouwplan in LessonUp (zie berichten) en probeer zoveel mogelijk in te vullen.
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht V2E

  • Kijk op verschillende nieuwswebsites en zoek een onderwerp om een uiteenzetting over te schrijven.
  • Schrijf op wat je al weet over het door jou gekozen onderwerp in Word.
  • Onderwerp gevonden, zoek dan naar meer informatie (voor je hoofdzaken) over het onderwerp. Gebruik er minimaal 3 in je tekst en sla deze op. 
  • Kies een tekststructuur die past bij je uiteenzetting/onderwerp


timer
15:00

Slide 29 - Tekstslide