Oefenen voor de toets thema 8

Oefenen voor de toets thema 8
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefenen voor de toets thema 8

Slide 1 - Tekstslide

Zo noem je het verbindingsstuk tussen twee delen, bijvoorbeeld bij een deur
A
Het formaat
B
Het scharnier
C
De werktekening

Slide 2 - Quizvraag

Dit is het vlak waarlangs iets doormidden is gesneden
A
Het figuur
B
De dwarsdoorsnede
C
Het vlak

Slide 3 - Quizvraag

Zo noem je een versiering van vormen
A
Het figuur
B
Het patroon
C
Het vlak

Slide 4 - Quizvraag

Je mag eerder van tafel, OP VOORWAARDE dat je je bord leeg eet.
A
Mits
B
Hoewel
C
Omstreeks

Slide 5 - Quizvraag

Ik vind het leuk om VERSCHILLENDE sporten te beoefenen.
A
Construeren
B
Transpireren
C
Variëren

Slide 6 - Quizvraag

De architect gaat EEN PLAN MAKEN hoe het huis eruit komt te zien
A
Het concept
B
Het patent
C
De toepasbaarheid

Slide 7 - Quizvraag

Ik ga FREQUENT met de trein
A
Nooit
B
Soms
C
Vaak

Slide 8 - Quizvraag

Wie heeft er zin om een OMMETJE te maken?
A
Gebakken eieren
B
Korte wandeling
C
Lange wandeling

Slide 9 - Quizvraag

Josefien is heel SECUUR
A
Handig en snel
B
Precies en zorgvuldig
C
Vrolijk en gezellig

Slide 10 - Quizvraag

Een consument is iemand die spullen koopt en gebruikt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

De oppervlakte is de buitenste lijn die je meet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Als er schaarste is, dan heb je te kort
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Ineens doet de koelkast het niet meer, gelukkig hebben we genoeg geld gespaard.
A
Ze draaien ergens voor op
B
Ze hebben ergens patent op
C
Ze hebben iets achter te hand

Slide 14 - Quizvraag

Manon moet een presentatie houden voor een grote groep mensen, ze is niet nerveus.
A
Ze brengt leven in de brouwerij
B
Ze heeft stalen zenuwen
C
Ze neemt iets onder handen

Slide 15 - Quizvraag

Hij is alweer zijn potlood en gum kwijt
A
Het gebeurt in grote lijnen
B
Het gebeurt om de haverklap
C
Het gebeurt zo op het oog

Slide 16 - Quizvraag