Uitspraak e-ee en u-uu + tellen

Les 3 Nederlands
Uitspraak e-ee en u-uu
klinkers en medeklinker
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Alfabetisering NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 3 Nederlands
Uitspraak e-ee en u-uu
klinkers en medeklinker

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica
Het alfabet
a-b-c-d-e-f-g-h-i-j-k-l-m-n-o-p-q-r-s-t-u-v-w-x-y-z
Hoe spel je jouw voornaam?
Hoe spel je jouw achternaam?
Hoe spel je het woord mevrouw?
Hoe spel je het woord meneer?

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica
pronouns=persoonlijke voornaamwoorden

.... is een meisje.
.... is een jongen.
.... spreken Nederlands.
... ben 46 jaar oud.

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica
pronouns=persoonlijke voornaamwoorden
ik 
jij
hij/zij/u
jullie
wij
zij

Slide 4 - Tekstslide

Grammatica
pronouns=persoonlijke voornaamwoorden

... heet Naima
... komt uit Spanje
... hebt 1 dochter


Slide 5 - Tekstslide

Uitspraak en spelling
ik zie één klinker
ik zeg de klinker kort

voorbeeld:
land-pen-zon-bus

Slide 6 - Tekstslide

Uitspraak en spelling
Ik zie twee klinkers
Ik zeg de klinker lang

Voorbeeld:
jaar-week-school-muur

Slide 7 - Tekstslide

Uitspraak en spelling
Speciale regel:
Ik zie een klinker + twee gelijke medeklinkers in het midden van het woord = ik zeg de klinker kort.

Voorbeeld:
ballen-pennen-potten-bussen
MEERVOUD

Slide 8 - Tekstslide

Uitspraak en spelling
Speciale regel:
Ik zie een klinker + één medeklinker in het het midden van het woord = ik zeg de klinker lang

Voorbeeld:
jaren-weken-scholen-muren
MEERVOUD

Slide 9 - Tekstslide

De e van pen
de ee van been

Slide 10 - Tekstslide

uitspraak en spelling
Zijn de woorden die je hoort met een e of met ee?

Slide 11 - Tekstslide

e of ee?
A
vel
B
veel

Slide 12 - Quizvraag

e of ee?
A
leg
B
leeg

Slide 13 - Quizvraag

e of ee?
A
Ben
B
been

Slide 14 - Quizvraag

e of ee?
A
pen
B
peen

Slide 15 - Quizvraag

e of ee?
A
ver
B
veer

Slide 16 - Quizvraag

e of ee?
A
les
B
lees

Slide 17 - Quizvraag

e of ee?
A
weg
B
weeg

Slide 18 - Quizvraag

e of ee?
A
mes
B
mees

Slide 19 - Quizvraag

e of ee?
A
speld
B
speelt

Slide 20 - Quizvraag

e of ee?
A
wet
B
weet

Slide 21 - Quizvraag

de u van bus
de uu van muur

Slide 22 - Tekstslide

uitspraak en spelling
Zijn de woorden die je hoort met een u of met uu?

Slide 23 - Tekstslide

u of uu?
A
duur
B
durf

Slide 24 - Quizvraag

u of uu?
A
zuur
B
zult

Slide 25 - Quizvraag

u of uu?
A
buurt
B
bus

Slide 26 - Quizvraag

u of uu?
A
kuur
B
kus

Slide 27 - Quizvraag

u of uu?
A
vuur
B
vul

Slide 28 - Quizvraag

u of uu?
A
lus
B
Luuk

Slide 29 - Quizvraag

uitspraak en spelling
Zijn de woorden die je hoort met een lange of korte klinker?

Slide 30 - Tekstslide

Welk woord heeft een korte klinker?
A
maand
B
man

Slide 31 - Quizvraag

korte klinker
lange klinker
maand
pen
zon
voornaam
bus
man
muur
kapstok
school
week

Slide 32 - Sleepvraag

korte klinker
lange klinker
bomen
pennen
balen
bussen
penen
muren
bommen
ballen

Slide 33 - Sleepvraag

Ik kan vragen hoe het met iemand gaat.

Slide 34 - Open vraag

Ik kan zeggen hoe het met me gaat.

Slide 35 - Open vraag

Ik kan mezelf voorstellen.

Slide 36 - Open vraag

Ik kan vragen stellen aan iemand.

Slide 37 - Open vraag

Ik kan zeggen dat ik iets niet begrijp.

Slide 38 - Open vraag