Week 23

Week 23
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Week 23

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Good to see you all!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

   This lesson:
        1.  Did you know?
        2. Write down homework.
        3. Spot the differences!
        4. Grammar: past simple + practise.
        5. Blooket! (irregular verbs)
        6. Watch Newsround + make notes!
        7. Work to do!
       
           

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Did you know?
Did you know that the stroopwafel has been officially added to the Oxford English Dictionary (OED), one of the most authoritative dictionaries of the English language? 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In the dictionary, the cookie is described as 'a sweet snack consisting of two small, very thin, round waffles stacked together with a syrup or caramel filling.' It further states: "Originating from and primarily associated with the Netherlands.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

   Homework: Tuesday June 10th.
      Do: 
       ex. 54abc, 55, 56abcd (top 56abce) (p. 90-93)
    
      Study: 
      - vocab “theme words” (p. 96) + 
      - stone 13 (p. 98) 
      - grammar 16a & 16b (p. 90/92)
    
   

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

   Homework: Friday June 6th.
      Do: 
       ex. 54abc, 55, 56abcd (p. 90-93)
    
      Study: 
      - vocab “theme words” (p. 96) + 
      - stone 13 (p. 98) 
      - grammar 16a & 16b (p. 90/92)
    
   

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Past Simple 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je de past simple verb tense begrijpen en toepassen in bevestigende zinnen, zowel met regular (regelmatige) als irregular (onregelmatige) verbs.

Slide 12 - Tekstslide

Benadruk het belang van het begrijpen van de past simple verb tense en geef aan welke vaardigheden de leerlingen moeten beheersen.
Wat is de Past Simple Verb Tense?
De Past Simple Verb Tense wordt gebruikt om te praten over een actie die in het verleden heeft plaatsgevonden en is afgerond.

She talked to the teacher yesterday.

Slide 13 - Tekstslide

Leg kort uit wat de Past Simple Verb Tense is en waarom dit belangrijk is om te leren. Geef voorbeelden van zinnen in de past simple.
Past Simple
PAST SIMPLE
yesterday
in... jaartal)
the other day / week
earlier
ago
last

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regular Verbs (regelmatige werkwoorden)

Regular verbs volgen een vast patroon in de past simple. Het werkwoord krijgt de uitgang -ed.




Slide 15 - Tekstslide

Geef voorbeelden van regular verbs en hoe deze veranderen in de past simple. Laat de leerlingen oefenen met het vervoegen van regular verbs.
Kleine uitzonderingen
Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen -d erachter:

- to bake: We baked a delicious cake yesterday.

Werkwoorden die kort zijn en eindigen in een klinker en medeklinker, schrijf je met een extra laatste medeklinker voor -ed:

- to swap: They swapped their Ipods to listen to each others music.

Slide 16 - Tekstslide

Geef voorbeelden van uitzonderingen op de regels voor regular en irregular verbs. Bespreek waarom deze uitzonderingen belangrijk zijn om te weten.
Kleine uitzonderingen
Werkwoorden die eindigen op -y, met een medeklinker ervoor, krijgen -ied:

- to marry: She married him when she was 18 years old.

Werkwoorden die eindigen op -y, met een klinker ervoor, krijgen volgens de regel -ed:

- to play: They played together last week. 

Slide 17 - Tekstslide

Geef voorbeelden van uitzonderingen op de regels voor regular en irregular verbs. Bespreek waarom deze uitzonderingen belangrijk zijn om te weten.
Are you still paying attention?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Irregular Verbs (onregelmatige werkwoorden)
Irregular verbs hebben geen vast patroon in de past simple. Deze moeten uit het hoofd geleerd worden.

Kijk maar eens op pagina 203 & 204. Dan zie je hoeveel onregelmatige werkwoorden er zijn. 

Slide 19 - Tekstslide

Geef voorbeelden van irregular verbs en hoe deze veranderen in de past simple. Laat de leerlingen oefenen met het vervoegen van irregular verbs.
Irregular Verbs (onregelmatige werkwoorden)
De volgende irregular verbs moet je op de toets kunnen vervoegen naar de past simple:

zijn, worden / kopen / komen / geven / gaan / hebben / weten / zitten / spreken / nemen. 

Slide 20 - Tekstslide

Geef voorbeelden van irregular verbs en hoe deze veranderen in de past simple. Laat de leerlingen oefenen met het vervoegen van irregular verbs.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bevestigende Zinnen
In bevestigende (normale) zinnen staat de past simple van het werkwoord tussen het onderwerp en de rest van de zin.

I laughed at his jokes.

Er is maar 1 werkwoord in de zin en die staat in de past simple.

Slide 23 - Tekstslide

Geef voorbeelden van bevestigende zinnen in de past simple. Laat de leerlingen oefenen met het maken van bevestigende zinnen.
Practice the verbs
Vervoeg de volgende regular en irregular verbs.

Slide 24 - Tekstslide

Laat de leerlingen de oefening maken en bespreek daarna de antwoorden.
Past Simple 
Vervoeg de 'regular' en 'irregular verbs' naar de past simple.

1. We ............. (decide) to change our car.
2. The boys ......... (to be) very proud after winning the match
3. My sister ........ (study) French last year.
4. My uncle .......... (stop) for a red light yesterday.
5. I .......... (play) tennis before I ......... (go) to my sister

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past simple regular verbs
Regelmatige werkwoorden krijgen in de past simple -ed erachter. 
Let wel op de spellingsregels:
Hele ww
Regel
Voorbeeld
to walk
+ -ed
I walked
to carry
y > ie
you carried
to step
Kort, 1 klinker = Medeklinker x2
she stepped
to live
+ -d
they lived

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 3

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Good to see you all!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

   This lesson:
        1.  Watch Newsround + make notes!
        2. Check homework!
        3. Grammar: possessive + practise!
        4. Blooket! (vocab + stones)
        5. Work to do!
       
           

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

   Homework: Friday June 6th.
     Study: 
      - vocab “theme words” (p. 96) + 
      - stone 13 (p. 98) 
      - grammar 16a & 16b (p. 90/92)
    
   

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's mission
You can use the possessive   ' / 's / of 
(bezit aangeven).

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In het Engels zijn er drie manier om het bezit aan te geven: 


'
's
.. of ..

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Possessive of
Je gebruikt of  als de eigenaar van iets GEEN persoon, dier, land of organisatie is.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden of

  • The corner of the street.
  • The colour of the door. 
  • The name of the ship is Aquarius.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Possessive '
Bij eigenaren (personen, dieren, landen en organisaties) in het meervoud gebruik je ' als het meervoud eindigt op -s


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden '
Dus:
  • My sisters' book.
  • Those dogs' favourite ball.
  • My parents' car.


Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Possessive 's 
Je gebruikt het bij eigenaren:
  • Personen, dieren, landen en organisaties (ook als ze al op een -s eindigen)
  • Meervouden die niet op -s eindigen (!)

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden 's
  • Charles's toys are new. 
  • The cat's bowl is empty. 
  • The children's playground is a lot of fun.
  • She looks at the club's website.
  • London is Great Britain's capital.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je moet kiezen tussen ' / 's ' of, dan is het handig om jezelf de volgende vragen te stellen:
1. Is iets GEEN persoon, dier, land of organisatie? 
Gebruik dan of
2. Is iets wel een persoon, dier, land of organisatie en is het een meervoud op -s? 
Gebruik dan '
3. In alle andere gevallen gebruik je 's!

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Possessive: Gebruik de juiste bezittelijke vorm: ’s, ’ of of.

Voorbeeld: book – Sarah → Sarah’s book
1. car – doors
2. house – parents
3. dog – ears
4. toys – children
5. garden – aunt
6. books – students
7. phone – teacher
8.  the legs - the chair
9.  sleeves - coat

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden:
1. car – doors -) the doors of the cars
2. house – my parents -) My parents’ house
3. dog – ears -) The dog’s ears
4. toys – children -) the children’s toys
5. garden – my aunt -)My aunt’s garden
6. books – students -) The students’ books
7. phone – teacher -) The/My teacher’s phone
8. the legs – The legs of the chair
9. The sleeves - coat -> The sleeves of the coat.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woots:

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies