Overheid

Overheid
Thema 4 Level 1

p. 136 en verder
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieSecundair onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Overheid
Thema 4 Level 1

p. 136 en verder

Slide 1 - Tekstslide

Hoe komt de overheid aan inkomsten?

Slide 2 - Open vraag

Welke soorten belastingen kennen jullie nog?

Slide 3 - Open vraag

Wat doet de overheid met de inkomsten van die belastingen?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

De invloed van de overheid op de prijs van goederen en diensten
Ingrijpen bij te hoge of lage prijzen

Waarom? 

Slide 7 - Tekstslide

  • Producenten beschermen
  • Consumenten beschermen
  • Inkomens mooier verdelen: minimumlonen
  • Prijzen stabiliseren
  • ...

Slide 8 - Tekstslide

Hoe doet de overheid dit?

Slide 9 - Tekstslide

  • Maximumprijzen (kopers)
  • Minimumprijzen (verkopers)
  • Wetten en regels 

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld 1: minimumloon
1.624€ in België
Kloof tussen arm en rijk

Voorbeeld 2: maximumprijs op medicijnen
Betaalbaarheid kosten gezondheidszorg

Slide 11 - Tekstslide

Hoe beïnvloeden subsidies, btw en accijnzen de prijs? p. 140
De prijs van goederen en diensten kan positief of negatief beïnvloed worden:

Positief: subsidie op de prijs
dienstencheques waarmee je poetshulp betaalt

Negatief: btw op de prijs
consumenten betalen artikelprijs inclusief belasting aan winkelier
werknemers betalen inkomstenbelastingen

Slide 12 - Tekstslide

Hoe beheert de overheid haar budget? p. 145
Net zoals jongeren en gezinnen moet ook de overheid haar budget beheren.

Plaats de begrippen op de juiste plaats: inkomsten of uitgaven?

Slide 13 - Tekstslide

Inkomsten
Uitgaven
BTW
Groeipakket
Personenbelasting
Accijnzen
Terugbetaling medicijnen
Lonen politieagenten
Verkeersbelasting
Wegenwerken

Slide 14 - Sleepvraag

QUIZ

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een overheidsbegroting?

Slide 16 - Open vraag

De overheid heeft verschillende economische taken. Welke taak hoort er NIET bij?
A
beschermen van de consument
B
waken over de eerlijke concurrentie
C
ondersteunen van ondernemingen
D
zorgen dat het land behoort tot de rijkste landen van de wereld

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een kost?
A
Het geld dat je ontvangt voor de verkoop van goederen en diensten.
B
Het geld dat de overheid je geeft.
C
Het geld dat je moet betalen voor het gebruik van een goed of dienst.
D
Het geld dat je op je bankrekening hebt staan.

Slide 18 - Quizvraag

Wie draagt bij aan het betalen van belastingen?
A
Burgers en bedrijven
B
De overheid
C
Enkel de koning
D
Geen van bovenstaande

Slide 19 - Quizvraag

Belasting die de overheid heft op goederen zoals alcohol, tabak, frisdrank, brandstof...
A
btw
B
personenbelasting
C
accijnzen
D
verkeersbelasting

Slide 20 - Quizvraag

Belasting die de overheid heft op de verkoop van goederen en diensten.
A
btw
B
personenbelasting
C
accijnzen
D
verkeersbelasting

Slide 21 - Quizvraag

Belasting die de overheid heft op je inkomen.
A
btw
B
personenbelasting
C
accijnzen
D
verkeersbelasting

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het doel van de belastingen op goederen en diensten?

Slide 23 - Open vraag

Wat is de impact van overheidsbeslissingen op de prijs van goederen en diensten?
  • Belastingen, subsidies, maximumprijzen, minimumprijzen, wetten, regels...
  1. Belastingen: Meer belastingen voor bedrijven = doorrekenen in de prijs = consumenten betalen meer
  2. Subsidies: overheid geeft subsidies = bedrijven kunnen prijs verlagen = consumenten betalen minder
  3. Wetten en regels: bv. prijzen van grondstoffen moeten hoger = consumenten betalen meer
    of regels op invoer van goederen

Slide 24 - Tekstslide