Blok 5 - Herhaling grammatica

Blok 5 - Herhaling grammatica

In deze les ga je de grammatica van blok 5 herhalen om te kijken welke theorie je beheerst en met welke onderdelen je nog iets meer moet oefenen.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Blok 5 - Herhaling grammatica

In deze les ga je de grammatica van blok 5 herhalen om te kijken welke theorie je beheerst en met welke onderdelen je nog iets meer moet oefenen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin
B
Het deel in de zin dat zegt wat er gebeurt
C
Alleen de persoonsvorm
D
Het lijdend voorwerp

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen'.
A
ik
B
kan
C
benoemen
D
kan benoemen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zinsontleding is goed?
A
Wij /gaan/ niet / naar school fietsen.
B
Wij /gaan/ niet / naar school/ fietsen.
C
Wij /gaan/ niet naar school fietsen.
D
Wij /gaan niet / naar school fietsen.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontleed de volgende zin: Heb je al gehoord wie onze nieuwe klasgenoot wordt? Noteer het als volgt:
wwg =
ond =
lv =
mv =
bwb =
bvb =

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noa heeft een zin bedacht voor haar docent.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Liz geeft haar Airpods af aan de conciërge.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Miryam verkocht vandaag mooie schoenen aan een liefhebber.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jill heeft deze les erg goed gewerkt aan haar opdrachten.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

A
Wie /wat + onderwerp + gezegde?
B
Wie/wat + persoonsvorm?
C
Wie/wat + onderwerp?
D
Wie/wat + gezegde?

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een bijwoordelijke bepaling?
A
zijn overgebleven zinsdelen
B
staan meestal niet in de zin
C
kun je vinden als je het gezegde hebt
D
valt niet onder zinsdelen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Vandaag hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
Vandaag
B
we
C
de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.
2.
3.
4.
5.
6.
Stappenplan zinsontleding
Persoonsvorm
Lijdend voorwerp
Onderwerp
Bijwoordelijke bepaling
Meewerkend voorwerp
Gezegde

Slide 13 - Sleepvraag

Hoe vinden we deze zinsdelen in een zin? Welke vragen stellen we?
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
MW
 Op woensdagmiddag 
 pas
 ik
altijd
 op
 mijn buurmeisje.

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort er bij zinsontleding en wat bij woordsoorten?
lw
zww
pv
vz
wg
zinsontleding
woordsoorten 

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
MW
BWB
 Op woensdagmiddag 
 pas
 ik
altijd
 op
 mijn buurmeisje.

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een bijvoeglijke bepaling?
A
Dat is een zinsdeel
B
Het is geen zinsdeel, het is een woordsoort
C
Dat is een deel van een zinsdeel
D
Een bijvoeglijke bepaling is hetzelfde als een bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep het znw en bijvoeglijke bepaling naar het juiste vak.
Zin:
znw

bijvoeglijke 
bepaling
Ze
heeft
een
rode,
mooie
jurk.

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de kern (znw) en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak.
Zin:
kern
bijvoeglijke 
bepaling
Met
de
nieuwe
vriend
van mijn zus
kan  
ik
goed
opschieten. 

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de kern en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak.
Zin:
znw
bijvoeglijke 
bepaling
Hij
kocht
een
hele nieuwe
telefoon.

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voegwoord en schrijf op om welke combinatie het gaat (HZ/BZ):
Omdat Loes haar vriend mist, stuurt ze hem drie sms'jes op een dag.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voegwoord en schrijf op om welke combinatie het gaat (HZ/BZ):
De Zwarte Cross was helemaal uitverkocht en de beveiliging liet niemand meer toe.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voegwoord en schrijf op om welke combinatie het gaat (HZ/BZ):

Jelmer kon mij niet appen, want de batterij van zijn telefoon was leeg.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies