Griekse voor- en achtervoegsels

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Eerst doen
Lezen in je leesboek
OF woordjes leren blz. 35
10 minuten, in stilte

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Leerdoel: Ik kan de betekenis van een moeilijk woord raden m.b.v. Griekse voor- en achtervoegsels.

Slide 3 - Tekstslide

Voor-en achtervoegsels blz. 44
Lees de leertekst op blz. 44  10 minuten goed door.
Dat is belangrijk voor deze les, maar ook voor je toets. Deze voor- en achtervoegsels moet je kennen voor je toets!
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Zeus

Slide 5 - Tekstslide

Poseidon.

Slide 6 - Tekstslide

Aphrodite

Slide 7 - Tekstslide

Dionysos

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Nakijken: 
Huiswerk: 1.5 opdr. 2 t/m 5 en 7 t/m 11
De antwoorden staan in jullie gedeelde mapje (ELO, bronnen, gedeelde documenten, NE V2A 2526) kijk ze goed na, noteer welke vragen je niet snapt/ welk antwoord je niet snapt. Volgende les bespreek ik dat. Dit is ook toetsstof, doe het dus serieus.
Tabel opdracht 4 staat op volgende dia.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een voorvoegsel?

Slide 11 - Open vraag

Wat is een achtervoegsel?

Slide 12 - Open vraag

Wat betekent het woord ongeldig?

Slide 13 - Open vraag

Voorvoegsels en achtervoegsels herhaling klas 1
Voorvoegsel: Plak je voor een woord. (bijvoorbeeld: on-. onleesbaar)
Achtervoegsel: Plak je achter een woord. (bijvoorbeeld: -loos. werkeloos)
Voor- en achtervoegsels geven betekenis aan een woord. (tegenstelling, iets kunnen).
Let op: Voor- en achtervoegsels zijn geen losse woorden.
Grondwoord/basiswoord: Losse woorden in hun basisvorm.
Voorbeeld: sociaal. -->asociaal.

Slide 14 - Tekstslide

Voor- en achtervoegsels uit het Grieks
Woorden in het Nederlands komen uit verschillende talen.
Ook uit het Grieks en Latijn, met name afleidingen.
Afleidingen:  een manier om nieuwe woorden te vormen door een basiswoord uit te breiden met voor- of achtervoegsels.
Door die afleidingen kun je de betekenis van een moeilijk woord makkelijker raden.

De woorden die op blz. 44 staan moet je kennen en kunnen toepassen.

Slide 15 - Tekstslide

Voor-en achtervoegsels: waarom moet je dit weten?
In het Nederlands worden veel Griekse en Latijnse voorvoegsels en achtervoegsels gebruikt.  

Als je de betekenis van deze woorden of woorddelen kent, kun je de betekenis van veel onbekende woorden afleiden.

Slide 16 - Tekstslide

Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels
voor- en achtervoegsel: 
lettergreep die niet als los woord kan voorkomen
voor- of achteraan een woord om nieuw woord te vormen

Voorbeeld van een voorvoegsel: 
pre- (voor)   --- preadvies = vooradvies

Slide 17 - Tekstslide

Noem twee voorbeelden van woorden met Griekse voor-en achtervoegsels:

Slide 18 - Open vraag

Welk woorddeel van 'vulkanoloog' is uit het Grieks afkomstig?
A
vulk
B
kano (kanol)
C
loog
D
oog

Slide 19 - Quizvraag

Welke betekenis heeft het Griekse woorddeel in het woord 'vulkanoloog'?
A
onderzoeken
B
onderzoeker
C
wetenschap
D
wetenschapper

Slide 20 - Quizvraag

Welk woorddeel van 'monorail' is uit het Grieks afkomstig?
A
mo
B
mono
C
nora
D
rail

Slide 21 - Quizvraag

Welke betekenis heeft het Griekse woorddeel in het woord 'monorail'
A
rails
B
enige
C
alleen
D
enkel

Slide 22 - Quizvraag

Noem drie Griekse voorvoegsels die niet in deze Lesson Up voorkomt.

Slide 23 - Open vraag

Oefening
Wat: Maak met de voor- en achtervoegsels zelf drie woorden. Zet daarna de betekenis van het woord erachter. Schrijf dit in je schrift.
Tijd: 5 minuten.
Klaar: Maken huiswerk: blz. 43 tot en met 45 opdr. 15 t/m 18.

Slide 24 - Tekstslide

Bedenk een woord met het voorvoegsel: bio en/of hyper

Slide 25 - Open vraag

Bedenk een woord met het achtervoegsel: pathie en het achtervoegsel -scoop

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide