La Saint Nicolas
1 / 31
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Wat vroegen ze aan de slager?
A
Of ze daar mochten logeren.
B
Of ze daar mochten eten.
C
Of ze vlees mochten kopen
D
Of ze Saint-Nicolas mochten zien.
Slide 5 - Quizvraag
Wat heeft de slager in zijn hand?
A
Een vork
B
Een lepel
C
Een zaag
D
Een slagersmes
Slide 6 - Quizvraag
Wat gebeurde er met de kinderen?
A
Ze kregen ham.
B
Ze gingen slapen.
C
Ze werden in mootjes gehakt.
D
De slager at de kinderen.
Slide 7 - Quizvraag
Na hoeveel jaar bevrijde Saint-Nicolas de kinderen?
A
28 jaar
B
5 jaar
C
12 jaar
D
7 jaar
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Video
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
In welk deel van Frankrijk wordt Saint Nicolas gevierd?
A
Zuid-Frankrijk
B
Oost-Frankrijk
C
Noord-Frankrijk
D
West-Frankrijk
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Hoe heet Sinterklaas in het Frans?
A
Sainte Nicolas
B
Saint Nicolas
C
Sinte Nikolas
D
Sint Nicolaas
Slide 18 - Quizvraag
Het Sinterklaasfeest als 'kinderfeest met een moraal' is ontstaan...
A
in de 18e eeuw, omdat kinderen steeds brutaler werden
B
in de 19e eeuw, nadat een leraar een prentenboekje over Sint Nicolaas schreef
C
na WOII, omdat iedereen vond dat er maar eens een einde aan de armoede moest komen
Slide 19 - Quizvraag
En France on fête le Saint Nicolas.....
A
le 3 décembre
B
le 6 décembre
C
le 5 décembre
D
le 6 novembre
Slide 20 - Quizvraag
Op welk dier rijdt Saint Nicolas?
A
un âne (ezel)
B
un cheval (paard)
C
un éléphant (olifant)
D
un chameau (kameel)
Slide 21 - Quizvraag
Van wie is Saint Nicolas de "beschermheilige" , le patron?
A
les écoliers
B
les enfants
C
les parents
Slide 22 - Quizvraag
Wat is snoepgoed in het Frans?
A
les chocolats
B
les friandises
C
les mirabelles
D
les macarons
Slide 23 - Quizvraag
Le manteau de Saint Nicolas est vert.
A
oui
B
non
Slide 24 - Quizvraag
Wat heeft Saint Nicolas NIET?
A
un mitre
B
une robe
C
un cheval
D
une barbe
Slide 25 - Quizvraag
Wat is 'le défilé'?
A
de intocht
B
de zweep
C
de slager
D
de kipfilet
Slide 26 - Quizvraag
Laatste vraag:
Franse kinderen zetten ook hun ....
Franse kinderen zetten ook hun ....
A
cloche
B
crosse
C
chaussure
D
chanson
