Trede 11 afbreekstreepje

Trede 11
SCHRIJVEN:
Begin en eind

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Trede 11
SCHRIJVEN:
Begin en eind

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
1. Absentie
2. Instructie trede 11 onderdeel SCHRIJVEN
3. Toepassen
4. Planning

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Tekstdoelen

Slide 3 - Woordweb

Lesdoel
Je weet hoe je het afbreekstreepje bij woorden juist gebruikt.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Afbreekstreepje -


"Ik sjouw tijdens de verhuizing de verhuis-
dozen naar binnen."

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Het woord ‘open’ kun je dus niet afbreken (o-pen mag niet).

Slide 8 - Tekstslide

Een afbreekstreepje tussen twee woorden van een samenstelling (klok-huis)
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
weeshuis

Slide 9 - Open vraag

Een afbreekstreepje tussen twee woorden van een samenstelling (klok-huis)
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
badkamer

Slide 10 - Open vraag

Een afbreekstreepje na een voorvoegsel (ge-brek)
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
ontdekken

Slide 11 - Open vraag

Een afbreekstreepje na een voorvoegsel (ge-brek)
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
ondiep

Slide 12 - Open vraag

Een afbreekstreepje voor een achtervoegsel (sier-lijk)
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
vriendelijk

Slide 13 - Open vraag

Een afbreekstreepje voor een achtervoegsel (sier-lijk)
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
dadelijk

Slide 14 - Open vraag

Een afbreekstreepje tussen twee lettergrepen (ra-den, rat-ten).
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
bakken

Slide 15 - Open vraag

Een afbreekstreepje tussen twee lettergrepen (ra-den, rat-ten).
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
zeulen

Slide 16 - Open vraag

Welk woord is goed afgebroken ?
A
on-aardig
B
hel-emaal
C
vakant-ie
D
hel-mgras

Slide 17 - Quizvraag

In welke zin is het woord goed afgebroken ?
A
slape-rig
B
aa-rdig
C
ko-ppig
D
hel-mgras

Slide 18 - Quizvraag

Hoofdgedachte
Hoofd = Belangrijk 

Gedachte = Wat de schrijver denkt

Slide 19 - Tekstslide

HOOFDGEDACHTE van een tekst


- het belangrijkste van een tekst kan 

in één zin samengevat worden:
de hoofdgedachte

Slide 20 - Tekstslide


Wat heb JIJ geleerd deze les?

Slide 21 - Open vraag

Weet je nog wat het lesdoel was?
Is dat gelukt?

Slide 22 - Open vraag

Planning
Week 38: trede 11 onderdeel SCHRIJVEN af!
Week 39: trede 11 LEZEN af!!
Week 40: presentatie af!
Rood: lezen en schrijven II
Wit/ blauw: lezen en schrijven II en III

Slide 23 - Tekstslide