Week 46 maandagStillezen_Poëzie-Les2_Kenmerken_Strofen_Les3_Homoniem_herhalingpoezie

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Terugblik
Toetsplanning & informatie over poëzie
Stillezen
Oefenen poëzie
Zelfstandig werken poëzie
Pauze
Filmpje kijken poëzie
Zelfstandig werken poëzie
Evalueren
Vooruitblik
Muziek luisteren

Slide 2 - Tekstslide

Wat ging goed?
- super goed gelezen!
- zelfstandig aan de slag
- in tweetallen aan de slag

Wat hebben we geleerd?
- Kenmerken poëzie, Score, nieuwsberichten gelezen

Slide 3 - Tekstslide

Poëzie
Je kunt:
  • Kenmerken van gedichten herkennen (strofe, metrum, rijm).
  • Taalgrapjes in gedichten herkennen, bijv. door gebruik homoniemen of spelen met letterlijk/figuurlijk taalgebruik.
  • Het verschil tussen een uitdrukking en een spreekwoord benoemen.
  • De oorsprong van uitdrukkingen en spreekwoorden achterhalen.
  • De etymologie (oorsprong) van woorden opzoeken.
  • Beeldspraak herkennen.
  • Aangeven waarom een dichter een zin op een bepaalde plek afbreekt (enjambement). 





Slide 4 - Tekstslide

Poëzie
Toets

Je beantwoordt theorievragen over 'poëzoe'.
Je beantwoordt tekstvragen over een bestaand gedicht.
Je beantwoordt creativiteitsvragen, je gaat zelf aan de slag met dichten.



Slide 5 - Tekstslide

Toetsplanning periode 1b
Lezen fictie /poëzie - theorie en toepassingsvragen poëzie 
din 28 nov (week 48)
Mondelinge taalvaardigheid - boek presenteren in tweetallen (drietal)
ma 15 jan en din 16 januari (week 3)

Geen cijfer wel %: begrijpend lezen en taalvaardigheid (score)






Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Waar kun je gedichten vinden?

Slide 8 - Open vraag

Antwoord:

reclames
geboortekaartjes, rouwkaartjes
openbare gebouwen
poëziealbums, agenda's








Slide 9 - Tekstslide

Een gedicht moet uit minimaal
3 strofen bestaan.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 10 - Quizvraag

Een belangrijk kenmerk van
een gedicht is dat het rijmt.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 11 - Quizvraag

Je kunt het verschil tussen proza en poëzie al zien aan hoe het eruit ziet.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 12 - Quizvraag

Een gedicht gaat vaak over
gedachten en gevoelens.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 13 - Quizvraag

Verhalen horen bij fictie,
poëzie niet.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 14 - Quizvraag



Lees het gedicht
'Uit'

van dichter
Ingmar Heytze
Uit
Kijk, we waren met zijn tienen: daar is Hanco
die wou bidden voor het eten. Ik sta links naast
Merel die de grootste had en TCS ging doen.
Daar is Sem, die heimwee kreeg, en Alma

die voortdurend met haar vriendje liep te bellen.
Die boom daarnaast is Jelle, die stond maandag
al te zoenen met Manon. Toen gaf hij over op
haar nieuwe schoenen. En daar heb je Fleur,

die gaat bij de Club. Het meisje naast haar
zijn we ergens in de kroeg vergeten. Daar weer
naast, met ogen als meren, staat Julie. Ze sliep
vanaf de eerste nacht bij mentor Frank.

Negen nieuwe vrienden die ik nooit meer zie.
Ik kan niet wachten op de eerste reünie.

Ingmar Heytze

Slide 15 - Tekstslide

Het gedicht begint met het woord "Kijk".
Waar laat de dichter de lezer naar kijken?

Slide 16 - Open vraag



Lees het gedicht
'Uit'

van dichter
Ingmar Heytze
Uit
Kijk, we waren met zijn tienen: daar is Hanco
die wou bidden voor het eten. Ik sta links naast
Merel die de grootste had en TCS ging doen.
Daar is Sem, die heimwee kreeg, en Alma

die voortdurend met haar vriendje liep te bellen.
Die boom daarnaast is Jelle, die stond maandag
al te zoenen met Manon. Toen gaf hij over op
haar nieuwe schoenen. En daar heb je Fleur,

die gaat bij de Club. Het meisje naast haar
zijn we ergens in de kroeg vergeten. Daar weer
naast, met ogen als meren, staat Julie. Ze sliep
vanaf de eerste nacht bij mentor Frank.

Negen nieuwe vrienden die ik nooit meer zie.
Ik kan niet wachten op de eerste reünie.

Ingmar Heytze

Slide 17 - Tekstslide

Je weet inmiddels wat een strofe is. Uit hoeveel strofen bestaat
dit gedicht?
A
twee
B
drie
C
vier
D
vijf

Slide 18 - Quizvraag



Lees het gedicht
'Uit'

van dichter
Ingmar Heytze
Uit
Kijk, we waren met zijn tienen: daar is Hanco
die wou bidden voor het eten. Ik sta links naast
Merel die de grootste had en TCS ging doen.
Daar is Sem, die heimwee kreeg, en Alma

die voortdurend met haar vriendje liep te bellen.
Die boom daarnaast is Jelle, die stond maandag
al te zoenen met Manon. Toen gaf hij over op
haar nieuwe schoenen. En daar heb je Fleur,

die gaat bij de Club. Het meisje naast haar
zijn we ergens in de kroeg vergeten. Daar weer
naast, met ogen als meren, staat Julie. Ze sliep
vanaf de eerste nacht bij mentor Frank.

Negen nieuwe vrienden die ik nooit meer zie.
Ik kan niet wachten op de eerste reünie.

Ingmar Heytze

Slide 19 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met
'die boom daarnaast is Jelle'
in de 2e regel van de tweede strofe?
A
naast die boom staat Jelle
B
daarnaast staat die rustige jongen Jelle
C
daarnaast staat die stille jongen Jelle
D
daarnaast staat die grote jongen Jelle

Slide 20 - Quizvraag



Lees het gedicht
'Uit'

van dichter
Ingmar Heytze
Uit
Kijk, we waren met zijn tienen: daar is Hanco
die wou bidden voor het eten. Ik sta links naast
Merel die de grootste had en TCS ging doen.
Daar is Sem, die heimwee kreeg, en Alma

die voortdurend met haar vriendje liep te bellen.
Die boom daarnaast is Jelle, die stond maandag
al te zoenen met Manon. Toen gaf hij over op
haar nieuwe schoenen. En daar heb je Fleur,

die gaat bij de Club. Het meisje naast haar
zijn we ergens in de kroeg vergeten. Daar weer
naast, met ogen als meren, staat Julie. Ze sliep
vanaf de eerste nacht bij mentor Frank.

Negen nieuwe vrienden die ik nooit meer zie.
Ik kan niet wachten op de eerste reünie.

Ingmar Heytze

Slide 21 - Tekstslide

In de derde strofe staat:
...met ogen als meren'.
Wat wordt daarmee bedoeld?
A
met ogen waar je bang van wordt
B
met enorm grote ogen
C
met ogen waarin je kunt verdrinken
D
met ogen waar je niets van snapt

Slide 22 - Quizvraag



Lees het gedicht
'Uit'

van dichter
Ingmar Heytze
Uit
Kijk, we waren met zijn tienen: daar is Hanco
die wou bidden voor het eten. Ik sta links naast
Merel die de grootste had en TCS ging doen.
Daar is Sem, die heimwee kreeg, en Alma

die voortdurend met haar vriendje liep te bellen.
Die boom daarnaast is Jelle, die stond maandag
al te zoenen met Manon. Toen gaf hij over op
haar nieuwe schoenen. En daar heb je Fleur,

die gaat bij de Club. Het meisje naast haar
zijn we ergens in de kroeg vergeten. Daar weer
naast, met ogen als meren, staat Julie. Ze sliep
vanaf de eerste nacht bij mentor Frank.

Negen nieuwe vrienden die ik nooit meer zie.
Ik kan niet wachten op de eerste reünie.

Ingmar Heytze

Slide 23 - Tekstslide

Regels in gedichten worden soms midden
in de zin afgebroken.
In welke strofe zijn de zinnen NIET in het midden afgebroken?
A
eerste strofe
B
tweede strofe
C
derde strofe
D
vierde strofe

Slide 24 - Quizvraag


In welke strofe komt rijm voor?
A
eerste strofe
B
tweede strofe
C
derde strofe
D
vierde strofe

Slide 25 - Quizvraag

In welke soort (genre) zou jij dit gedicht indelen?
A
droevig
B
humoristisch
C
romantisch

Slide 26 - Quizvraag

Een gedicht gaat vaak over de gedachten en gevoelens van de dichter.
Heeft deze dichter positieve of negatieve herinneringen aan de mensen in het gedicht?
A
positieve herinneringen
B
negatieve herinneringen

Slide 27 - Quizvraag

Geef in maximaal 5 woorden je mening over dit gedicht.

Slide 28 - Open vraag

Zelfstandig
Kies uit:
1. Zoek een gedicht en schrijf het gedicht over met het bijbehorende rijmschema.
2. Of maak een gedicht met het volgende rijmschema: 
AA - BB - CC

Slide 29 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Wat is het rijmschema van dit gedicht?

Slide 32 - Tekstslide

Lees het gedicht hiernaast.

Wat zou het rijmschema zijn?

Noteer in je schrift.

mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
hoe moet ik mij geborgen weten?
noem mij, bevestig mijn bestaan,

laat mijn naam zijn als een keten.
noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.
voor wie ik liefheb wil ik heten.

Neeltje Maria Min
Uit: Voor wie ik liefheb wil
ik heten
(1989)

Slide 33 - Tekstslide

Bank
                   Bank

Slide 34 - Tekstslide

                         Homoniem
theorie blz 65

Slide 35 - Tekstslide

Zelfstandig
Ben je klaar met je gedicht?  Lees eventueel de theorie op bladzijde 65 nogmaals, maak opdracht 2 (helemaal) en 3 (vraag 3, 5, 6)

Ben je klaar? TOP! Ga aan de slag met poëzie of met kijk op taal. 
http://ichthus1vwo.weebly.com/
of ga naar score





Slide 36 - Tekstslide

We gaan aan de slag met poëzie, begrijpend lezen (lesbezoek)

Wat ga je doen of wat neem je mee?

  • Quizlets oefenen (elke dag minimaal 5 min)
  • Score (elke week 3 lessen oefenen)
  • Neem een leesboek mee.

Slide 37 - Tekstslide

Poëzie en kijk op taal
Lesdoel behaald?

Je kunt figuurlijk taalgebruik in gedichten herkennen.
Je kunt enkele kenmerken van een gedicht opnoemen en herkennen.
Je maakt kennis met het maken van een gedicht.

Je weet wat een homoniem is.



Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video