06
1 / 26
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
welk woord staat niet in de ablativus
A
agricola
agricola – puero – dono – servi
agricola
B
pueris
C
servi
D
dono
Slide 4 - Quizvraag
welk woord staat niet in de ablativus
A
silvis
B
silvae
C
silva
D
dubio
Slide 5 - Quizvraag
welk woord staat niet in de ablativus
A
gladium
B
gladio
C
mensa
D
mensis
Slide 6 - Quizvraag
welk woord staat niet in de ablativus
A
nuntiis
B
Romano
C
verbi
D
Roma
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Tota silva equi currunt.
Paarden rennen ...
Paarden rennen ...
A
ablativus van middel (met)
B
ablativus van plaats
(in/op)
C
ablativus van reden(door/ vanwege)
Slide 13 - Quizvraag
Servus verbis respondet.
De slaaf antwoordt ...
De slaaf antwoordt ...
A
ablativus van middel (met)
B
ablativus van plaats
(in/op)
C
ablativus van reden
(door/vanwege)
D
ablativus van tijd (wanneer)
Slide 14 - Quizvraag
Dono laetus est.
Hij is blij ...
Hij is blij ...
A
ablativus van middel
(met)
B
ablativus van plaats
(in/op)
C
ablativus van reden
(door/vanwege)
D
ablativus van tijd
(wanneer)
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Amicus filium Romanis liberat
A
De vriend bevrijdt de zoon van de Romeinen
B
De vriend bevrijdt de zoon met de Romeinen
C
De vriend bevrijdt de zoon op de Romeinen
D
De vriend bevrijdt de zoon door de Romeinen
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Welk voorzetsel gaat niet met de ablativus?
A
a(b)
B
e(x)
C
ad
D
pro
Slide 22 - Quizvraag
welk voorzetsel gaat niet met de ablativus
A
cum
B
de
C
sine
D
per
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
In regia currit.
Slide 25 - Open vraag
In regiam currit.
