Zinnen en alinea's staan niet zomaar achter elkaar. Vaak is er een verband binnen zinnen en/of tussen de zinnen en/of alinea's. Aangegeven door een signaalwoord
Verband binnen/tussen zinnen = zinsverband
Verband tussen alinea's = alineaverband
Slide 4 - Tekstslide
Signaalwoorden
Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet!
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.
Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school.
Slide 5 - Tekstslide
OPSOMMING
Herken je aan signaalwoorden zoals:
ten eerste, ten tweede, ten slotte
om te beginnen
ook (nog)
verder
en
dubbele punt (:)
liggende streepje (-)
getallen (1, 2, 3)
Slide 6 - Tekstslide
TEGENSTELLING
herken je aan signaalwoorden zoals:
tegenover
maar
hoewel
echter
toch
aan de ene kant ... aan de andere kant
Slide 7 - Tekstslide
REDEN
De reden waarom je iets vindt of doet.
De signaalwoorden:
want
omdat
daarom
vanwege
immers
namelijk
Slide 8 - Tekstslide
Wat is een feit en wat is een mening?
Overleg in tweetallen.
Maak een zin met daarin een feit.
Maak een zin met daarin een mening.
Schrijf deze zinnen in je schrift.
timer
3:00
Slide 9 - Tekstslide
Met feiten wil je iemand informeren.
Met meningen wil je iemand overtuigen.
Slide 10 - Tekstslide
Objectief / subjectief
Objectief: gebaseerd op feiten
Subjectief: gebaseerd op meningen
Slide 11 - Tekstslide
Feit of mening? Koken is moeilijk.
A
feit
B
mening
Slide 12 - Quizvraag
Feit of mening? Eindhoven telt 220.000 inwoners.
A
feit
B
mening
Slide 13 - Quizvraag
Feit of mening?
Jan werkt erg hard.
A
feit
B
mening
Slide 14 - Quizvraag
Feit of mening: De bladeren zijn nat.
A
feit
B
mening
Slide 15 - Quizvraag
Feit of mening? Mijn broek is blauw.
A
feit
B
mening
Slide 16 - Quizvraag
Feit of mening?: Nederland ligt in Europa.
A
Feit
B
Mening
Slide 17 - Quizvraag
Feit of mening? Lezen is leuk
A
feit
B
mening
Slide 18 - Quizvraag
Feit of mening? 1) De praktijklessen waren leuk en leerzaam. 2) Lisa heeft een hekel aan turnen.
A
feit - mening
B
mening - feit
C
feit - feit
Slide 19 - Quizvraag
Ik vind dat mensen meer moeten bewegen.
A
Feit
B
Mening
Slide 20 - Quizvraag
Oefentaak
Wat? Hoofdstuk 7: opdrachten 16 en 17 (blz 23), Hoofdstuk 8: opdrachten 6, 11, 12 en 13