2.4 Dichtheid

2.4 Dichtheid
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

2.4 Dichtheid

Slide 1 - Tekstslide

Programma van de les
  • Herhaling paragraaf 2.4

  • Planning van de komende lessen

  • Extra (hulp) materiaal

  • Zelfstandig aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

55,2 m = .... hm
A
0,552
B
5,52
C
552
D
5520

Slide 3 - Quizvraag

2675 mg = .... kg
245 ml=..... l
A
0,000245
B
0,245
C
245
D
245000

Slide 4 - Quizvraag

2675 mg = .... kg
7,374 dm3=..... ml
A
0,007374
B
7,374
C
73,74
D
7374

Slide 5 - Quizvraag

26,754 ton = .... kg
A
0,000026754
B
0,026754
C
26754
D
26754000

Slide 6 - Quizvraag


Wanneer je een blokje van een bepaalde stof halveert, dan halveer je ook de dichtheid van het blokje.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag


De massa van de balk uit het figuur hiernaast is 139,2 kilogram
Om welke houtsoort zou het kunnen gaan?
A
Ebben
B
Eiken
C
Vuren
D
Dennen

Slide 8 - Quizvraag


Een blokje hout met een massa van 18 gram en een volume van 20 cm3 wordt in een bekerglas met olie gedaan. De dichtheid van de olie is 0,9 g/cm3.

Wat gebeurt er met het blokje?
A
Het blokje drijft op de vloeistof
B
Het blokje zweeft in de vloeistof
C
Het blokje zinkt in de vloeistof

Slide 9 - Quizvraag


Albert heeft 5 blokjes voor zich. Van alle blokjes heeft hij het volume en de massa al bepaald, zie de tabel.

Welke blokjes kunnen gemaakt zijn van hetzelfde materiaal?
A
Blokje 1, 2 en 3
B
Blokje 1, 3 en 4
C
Blokje 1, 2 en 5
D
Blokje 1, 4 en 5

Slide 10 - Quizvraag

Doel van de les
  • De leerling weet wat de dichtheid van een stof betekent.
  • De leerling kent de formule van de dichtheid en kan die toepassen
  • De leerling kan beredeneren wat er gebeurd als er stoffen met verschillende dichtheden bij elkaar zitten,

Slide 11 - Tekstslide

Paragraaf 2.4
De dichtheid zegt dus iets over hoeveel materiaal (massa) er in een bepaalde ruimte (volume) zit. De combinatie van die 2 geeft je de dichtheid. 

Het blijkt dat elke stof zijn eigen dichtheid heeft. Als je gaat kijken naar hoeveel 1 cm3 goud weegt, dan is dat altijd 19,3 gram. Bij aluminium is dat 2,7 g per cm3

Slide 12 - Tekstslide

Paragraaf 2.4
Door de dichtheid van een stof te bepalen kun je er dus achter komen met welke stof je te maken hebt... Dit is dus een stofeigenschap!

Slide 13 - Tekstslide

Paragraaf 2.4
De dichtheid reken je uit door de massa te delen door het volume. Je wilt namelijk steeds kijken hoeveel gram 1 cm3 weegt, zo kun je eerlijk vergelijken. In formule:
                                                   ρ=m/V

ρ=Dichtheid in gram per kubieke centimeter (g/cm3)
m= Massa in gram (g)
V= Volume in kubieke centimeter (cm3)

Slide 14 - Tekstslide

Paragraaf 2.4
De dichtheid zegt nog meer. Iets met een kleine dichtheid ligt altijd boven op iets met een grote dichtheid. Helium heeft een kleinere dichtheid dan lucht en zal dus bovenop de lucht willen zitten (opstijgen).
Olie heeft een kleinere dichtheid dan water en dus drijft olie op het water. IJzer heeft een grotere dichtheid dan water en zal dus zinken in het water. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Paragraaf 2.4
Als het goed is heb je nu alle informatie gehad en kun je zelf aan de slag, mocht je meer informatie nodig hebben, klik dan op de volgende links:

Massa en volume
Volume berekenen
Dichtheid
Volume cilinder berekenen

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag
Wat? Lees paragraaf 2.4 door en maak paragraaf 2.4
Hoe? In stilte. Muziek mag
Vraag? overleg fluisterend met je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit, steek je vinger op. 
Klaar? Maak een samenvatting van paragraaf 2.4. Of kijk naar paragraaf 2.1, 2.3, 2.4

Slide 18 - Tekstslide