Intervenieren training 5



Cognitief- gedragstherapeutische benadering

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
IntervenierenHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les



Cognitief- gedragstherapeutische benadering

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
Leerdoel 
Opfrisser
G-schema en ABC schema 
Oefening SOVA-training 


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
We gaan oefenen met het kiezen en toepassen van cognitief-gedragstherapeutische interventies in individuele situaties, online en face to face.  

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Model leren
Klassieke conditionering
Operante conditionering

Slide 4 - Sleepvraag

Hoe kun je deze drie vormen van leren toepassen in de hulpverlening?
Oefening
Bedenk een situatie die je hebt meegemaakt waarbij je een sterke emotionele reactie had, ga dan eens na welke beelden en gedachten er op dat moment bij je opkwamen. 

1.                   De situatie (Gebeurtenis): met wie was je, wat was je aan het doen, wanneer was het, waar was je? 
2.                   Stemmingen (Gevoel): beschrijf elke stemming met één woord en scoor de sterkte van dit gevoel (0-100%). 
3.                   (Automatische) Gedachten: beantwoord voor jezelf de vragen die eerder in de informatie op moodle bij course 2 beschreven zijn om de automatische gedachten en beelden boven te krijgen. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve gedragstherapie
Bij de cognitieve gedragstherapie is het uitgangspunt dat gedachten (cognities) van invloed zijn op hoe we ons voelen. Ook hebben onze gedachten invloed op ons gedrag en andersom ons gedrag weer op ons gevoel.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ABC-schema van de RET
A: De (activerende) gebeurtenis: feiten

B: Cognities/ opvattingen/gedachten

C: Gevolgen (gedrag en emoties)

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld: Vanuit de projectgroep is naar jou dat beter iemand anders jouw taken kan doen? (Taken die jij leuk vindt om te doen) Jij krijgt taken die jij eigenlijk maar simpel vindt.

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

G Schema
Een G-schema bestaat als het ware uit 5 G's: 

  1. Gebeurtenis: Waar was ik, met wie, wat gebeurde er?
  2. Gedachten: Wat ging er door mijn hoofd? Wat dacht ik of zei ik tegen mezelf? Wat vond ik ervan?
  3. Gevoelens: Wat voelde ik, welke emoties had ik?
  4. Gedrag: Wat deed ik? Hoe reageerde ik?
  5. Gevolg: Wat was het gevolg van hetgeen ik deed of reageerde?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 1
Gebeurtenis: je ziet de vieze vloer in huis
Gedachte: “getver ik moet nodig stofzuigen, dit kan echt niet, wat ben ik ook een viezerik”
Gevoel: negatief, je voelt je waardeloos (slecht)
Gedrag: je pakt met weerstand de stofzuiger en begint te zuigen
Gevolg: door de weerstand kost het je negatieve energie, vervolgens ben je een paar uur flink chagrijnig

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 2
Gebeurtenis: je ziet de vieze vloer in huis
Gedachte: “tja, dat is er bij  ingeschoten, maar ik ga het nu doen, want het geeft me een gevoel van rust als het straks klaar is”
Gevoel: neutraal, je voelt je gewoon ok. Of misschien voel je je op voorhand al blij, omdat je rust voor jezelf aan het creëren bent door te gaan zuigen
Gedrag: je pakt de stofzuiger en begint te zuigen, misschien zelfs meezingend met het toffe nummer dat je hoort op de radio
Gevolg: het kost je geen energie en bent na het zuigen vrolijk en blij met je opgeruimde huis

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

G Schema
Een G-schema bestaat als het ware uit 5 G's: 

  1. Gebeurtenis: Waar was ik, met wie, wat gebeurde er?
  2. Gedachten: Wat ging er door mijn hoofd? Wat dacht ik of zei ik tegen mezelf? Wat vond ik ervan?
  3. Gevoelens: Wat voelde ik, welke emoties had ik?
  4. Gedrag: Wat deed ik? Hoe reageerde ik?
  5. Gevolg: Wat was het gevolg van hetgeen ik deed of reageerde?

Slide 12 - Tekstslide

Bij clienten die moeite hebben om voor zichzelf op te komen zie je vaak dat het denken, voelen en handelen niet overeen komen? 
Opdracht: vul het formulier in voor iemand die subassertief is
Irrationele gedachten
Het is noodzakelijk dat iedereen mij aardig vindt en waardeert
Ik moet alles goed doen
Het is verschrikkelijk als de dingen anders gaan dan ik wil 
Ik heb geen invloed op mijn gevoelens
Ik word bepaald door mijn verleden
Er is altijd één juiste oplossing voor een probleem

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het veranderen van denkpatronen, hoe doe je dat?

- het opsporen van belemmerende of storende gedachten (en van de gevolgen daarvan voor het gevoel en het gedrag)
- het formuleren van nieuwe gedachten; 
- het aanleren van nieuwe gedachten (en van de daarbij behorende nieuwe gevoelens en gedragingen).

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen kun je stellen om de irrationele gedachten te toetsen?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen:
Zijn er aanwijzingen dat de gedachten ook kloppen?
Hoe zou een ander tegen mijn gedachten aankijken?
Zijn er manieren om op een andere manier over de situatie te denken?
Wanneer de gedachten kloppen, waarom zou dit dan erg zijn?
In hoeverre helpen de gedachten om mij positief te laten voelen of te gedragen?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening
Ga als sociaal werker in gesprek over de gedachten die de 'client' heeft (bij de eerste oefening)

Probeer door te vragen


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reconstuerend rollenspel
1. Leg de situatie uit, wat was het gedrag van de ander, wat wil client leren
2. Wat ging er vooraf aan het moment dat het de client niet lukte
3. Iemand anders speelt client, client kijkt mee
4. Check bij client of het spel klopte, anders opnieuw
5. Wat wil client overnemen, wat zijn leerpunten



Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevoelsthemometer
Zoek op:

Wat is dit?

Wanneer kun je het gebruiken?

Oefen met invullen over een explosief persoon 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies