samenstellingen

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Nieuw werkboek in Cum Laude
Vandaag: Spelling en Grammatica
Komende periode: Gesprekken voeren en solliciteren

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg: Als en dan
Overtreffen: Als iets het een overtreft dan is het altijd DAN


vb. Ik ben beter DAN jij (overtreffen: ik overtref jouw)
Ik ben groter DAN jij (overtreffen: ik overtref jouw)
Hij is leuker DAN haar (overtreffen: hij overtreft haar)


Slide 3 - Tekstslide

Uitleg: Als en dan
Hetzelfde: Als iets hetzelfde is dan is het ALS

vb. Ik ben net zo groot ALS Lars. (hetzelfde: ik en lars)
Vis is net zo lekker ALS pizza. (hetzelfde: vis en pizza)
Zij is even lief ALS mijn zusje. (hetzelfde: zij en mijn zusje)

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg: Als en dan
Dan                                                                                    Als
- Overtreffen                                                                 - Hetzelfde
- vb. Ik ben groter dan mijn broer.                       - vb. Ik ben net zo leuk als hem.

Slide 5 - Tekstslide

Ik vind fietsen fijner ... lopen.
A
als
B
dan

Slide 6 - Quizvraag

Hij ziet er minstens net zo goed uit ... ik.
A
als
B
dan

Slide 7 - Quizvraag

Samenstellingen

Slide 8 - Tekstslide

DOEL

TUSSENLETTERS IN SAMENSTELLINGEN

- je kunt tussenletters in samenstellingen goed spellen



Slide 9 - Tekstslide

Tussenletters

Als je twee of meerdere woorden aan elkaar plakt, dan noemen we dat een samenstelling.

Als je deze aan elkaar plakt, heb je soms een tussenletter nodig, zoals -en, -e of -s.

Slide 10 - Tekstslide

Als het meervoud van het eerste deel van de samenstelling eindigt op -en, dan gebruik je -en als tussenletter.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld:

paard + stal

wordt

paardenstal

Slide 12 - Tekstslide

Als het eerste deel van de samenstelling in het meervoud op zowel -en als -s kan eindigen, dan gebruik je als tussenletter een -e

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld:

groente + soep

wordt

groentesoep

want

groenten/groentes

Slide 14 - Tekstslide

Verder gebruik je als tussenletter een -e
als:

Slide 15 - Tekstslide

Als het eerste deel geen meervoud heeft op -en


Bijvoorbeeld:

rijst + vlaai

wordt

rijstevlaai

Slide 16 - Tekstslide

Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord


lach + bek

wordt

lachebek

Slide 17 - Tekstslide

Het eerste deel gaat over iets waarvan er maar één is:


maan + schijn

wordt

maneschijn

Slide 18 - Tekstslide

Het eerste woord versterkt het tweede woord

beer + sterk
wordt
beresterk
reus + goed
wordt
reuzegoed

Slide 19 - Tekstslide

De tussenletter -s kun je meestal horen. Lukt dit niet? Vervang dan het tweede deel van de samenstelling.

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld:

dorp + kern

wordt

dorpskern

station + straat

wordt

stationsstraat

Vervang tweede deel: stationshal, dan hoor je de tussen -s


Slide 21 - Tekstslide

Welk woord is juist geschreven?
A
groentesoep
B
groentensoep
C
groentessoep

Slide 22 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
trap + huis

Slide 23 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
gedachtengang
B
gedachtesgang
C
gedachtegang

Slide 24 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
stoel + dans

Slide 25 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
braamsap
B
bramensap
C
bramesap

Slide 26 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
belasting + dienst

Slide 27 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
lerarenkamer
B
lerarekamer

Slide 28 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
elektriciteit + centrale

Slide 29 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
fietslot
B
fietsslot

Slide 30 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
kwaliteit + controle

Slide 31 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
tarwesbrood
B
tarwenbrood
C
tarwebrood

Slide 32 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
bessesap
B
bessensap

Slide 33 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
volk + zanger

Slide 34 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
horlogesmaker
B
horlogemaker
C
horlogenmaker

Slide 35 - Quizvraag

GELEERD?

TUSSENLETTERS IN SAMENSTELLINGEN

- je kunt tussenletters in samenstellingen goed spellen



Slide 36 - Tekstslide