samenstellingen

Samenstellingen
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

DOEL


Je kunt samenstellingen goed spellen



Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Deze les.. 
Samenstellingen aan elkaar plakken is eenvoudig.
De regels voor een koppelteken moet je leren. 

Nog oefenen:
Tussenletters

Slide 5 - Tekstslide

DOEL 
Ik kan samenstellingen met tussenletters correct schrijven 

Slide 6 - Tekstslide

Tussenletters

Als je twee of meerdere woorden aan elkaar plakt, dan noemen we dat een samenstelling.

Als je deze aan elkaar plakt, heb je soms een tussenletter nodig, zoals -en, -e of -s.

Slide 7 - Tekstslide

- EN
Je schrijft de tussenletters -EN als ... 

Slide 8 - Tekstslide

Regel - EN

Als het eerste deel een meervoud heeft op - EN
dan schrijf de samenstelling met -EN

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld:

paard + stal

wordt

paardenstal

Slide 10 - Tekstslide

Hoe spel je hond + mand

Slide 11 - Open vraag

- E

Als het eerste deel van de samenstelling in het meervoud op zowel -en als -s kan eindigen, dan gebruik je als tussenletter een -e

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld:

groente + soep

wordt

groentesoep

want

groenten/groentes

Slide 13 - Tekstslide

Maak een samenstelling:
gedacht + gang

Slide 14 - Open vraag

-E

Er zijn vier regels rondom het schrijven van een -e in een samenstelling 

Slide 15 - Tekstslide

- E
Het eerste deel heeft geen meervoud op -en. 
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.
Het eerste deel heeft geen meervoud. 
Het eerste deel is versterkend.  

Slide 16 - Tekstslide

Als het eerste deel geen meervoud heeft op -en


Bijvoorbeeld:

rijst + vlaai

wordt

rijstevlaai

Slide 17 - Tekstslide

Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord


lach + bek

wordt

lachebek

Slide 18 - Tekstslide

Het eerste deel gaat over iets waarvan er maar één is:


maan + schijn

wordt

maneschijn

Slide 19 - Tekstslide

Het eerste woord versterkt het tweede woord

beer + sterk
wordt
beresterk
reus + goed
wordt
reuzegoed

Slide 20 - Tekstslide

Maak een samenstelling:
plat + grond

Slide 21 - Open vraag

Maak een samenstelling:
reus + honger

Slide 22 - Open vraag

-S
Je schrijft de tussenletter -s als ... 

Slide 23 - Tekstslide

De tussenletter -s kun je meestal horen. Lukt dit niet? Vervang dan het tweede deel van de samenstelling.

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeld:

dorp + kern

wordt

dorpskern

station + straat

wordt

stationsstraat

Vervang tweede deel: stationshal, dan hoor je de tussen -s


Slide 25 - Tekstslide

Welk woord is juist geschreven?
A
groentesoep
B
groentensoep
C
groentessoep

Slide 26 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
trap + huis

Slide 27 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
gedachtengang
B
gedachtesgang
C
gedachtegang

Slide 28 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
stoel + dans

Slide 29 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
braamsap
B
bramensap
C
bramesap

Slide 30 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
belasting + dienst

Slide 31 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
lerarenkamer
B
lerarekamer

Slide 32 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
elektriciteit + centrale

Slide 33 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
fietslot
B
fietsslot

Slide 34 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
kwaliteit + controle

Slide 35 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
tarwesbrood
B
tarwenbrood
C
tarwebrood

Slide 36 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
bessesap
B
bessensap

Slide 37 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
volk + zanger

Slide 38 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
horlogesmaker
B
horlogemaker
C
horlogenmaker

Slide 39 - Quizvraag

GELEERD?

TUSSENLETTERS IN SAMENSTELLINGEN

- je kunt tussenletters in samenstellingen goed spellen



Slide 40 - Tekstslide

OEFENEN! 
Open de website op de volgende pagina en oefen. 

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Link