20230123 2ejaars

Les  week 4
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les  week 4

Slide 1 - Tekstslide




vandaag hebben we een les nederlands over leestekens dat is natuurlijk heel belangrijk want zonder hoofdletters en punten en kommas gaat het lezen veel moeilijker dat geldt natuurlijk ook voor het duits engels en frans als je bijvoorbeeld naar frankrijk op vakantie gaat moet je af en toe in het frans kunnen schrijven en in je mailtjes naar je docenten zoals meneer geense mevrouw drogendijk of mevrouw van der linden is het van belang om correct nederlands te schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Samenstellingen
Een samenstelling is een woord dat uit meerdere woorden bestaat.

Slide 9 - Tekstslide

Basisregel
Als het kan, schrijf je de woorden gewoon aan elkaar. Dit kan alleen als er dan geen problemen zijn met lezen of uitspreken van het woord.
Bijvoorbeeld:
Rugzak
Maximumsnelheid
Badkamerdeur

Slide 10 - Tekstslide

Koppelteken
Als er wel problemen zijn met het lezen of uitspreken van een woord, kun je een koppelteken gebruiken. 
Dit is bijvoorbeeld zo als er door het samenstellen van twee klinkers, een andere klank ontstaat.
Bijvoorbeeld:
Na-apen
Mini-emmer

Slide 11 - Tekstslide

Koppelteken
Je gebruikt ook een koppelteken bij een samenstelling met een afkorting, aparte letter of symbool.
Bijvoorbeeld:
Dvd-speler
%-teken
Tussen-s

Slide 12 - Tekstslide

Wat is juist geschreven?
A
zee egel
B
zeeegel
C
zee-egel

Slide 13 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
IQ test
B
IQtest
C
IQ-test

Slide 14 - Quizvraag

Tussenletters
Tussen de woorden van een samenstelling gebruik je vaak extra letters, dit zijn tussenletters.
Om te weten welke tussenletters je gebruikt, moet je het eerste woord eerst in meervoud zetten.

Slide 15 - Tekstslide

Tussenletters
Eindigt het eerste deel in het meervoud op -en of -n, maar nooit op -s, dan krijgt het woord in een samenstelling de tussenletters -en of -n.
Bijvoorbeeld:
Tandenborstel
Kattenkruid
Enveloppenverpakking

Slide 16 - Tekstslide

Tussenletters
Kun je het eerste deel van het woord in het meervoud zowel met -(e)n als met -s schrijven, dan gebruik je de tussenletter -e.
Bijvoorbeeld:
Vitaminepillen (vitaminen/vitamines)
Secondewijzer (seconden/secondes)

Slide 17 - Tekstslide

Tussenletters
Eindigt het eerste deel van het woord op -eren, dan schrijf je in de samenstelling -er
Bijvoorbeeld:
Kinderfeest (kinderen) 
Rundersalade (runderen)

Slide 18 - Tekstslide

Tussenletters
Als het eerste deel van de samenstelling verwijst naar iets dat uniek is, schrijf je geen -en, maar alleen een -e
Bijvoorbeeld:
Zonnebloem
Lentekriebels

Slide 19 - Tekstslide

Tussenletters
Ook als het eerste gedeelte van de samenstelling geen meervoud heeft, schrijf je geen -en, maar alleen een -e
Bijvoorbeeld:
Roggebrood
Rijstepap

Slide 20 - Tekstslide

Tussenletters
Als het eerste gedeelte nauwelijks meer als woord te herkennen is of niet meer letterlijk opgevat kan worden , schrijf je geen -en, maar alleen een -e. Dit is vaak zo bij uitdrukkingen.
Bijvoorbeeld:
Bakkebaard
Spillepoot

Slide 21 - Tekstslide

Wat is juist geschreven?
A
Paardebloem
B
Paardenbloem

Slide 22 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
Maneschijn
B
Manenschijn

Slide 23 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
Bullebak
B
Bullenbak

Slide 24 - Quizvraag

Tussenletters
Je schrijft een tussenletter -s, als je deze hoort in de uitspraak van het woord.
Bijvoorbeeld:
Bakkersroom
Streepjescode
Verlovingsring


Slide 25 - Tekstslide

Tussenletters
Als het tweede gedeelte van de samenstelling met een -s begint, kun je de tussen-s niet meer horen. Vergelijk de samenstelling dan met een andere samenstelling, die met hetzelfde woord begint.
Bijvoorbeeld:
Stationsstraat (stations-plein)
Dorpsschool (dorps-raad)


Slide 26 - Tekstslide

Wat is juist geschreven?
A
Meningverschil
B
Meningsverschil

Slide 27 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
Bruidsluier
B
Bruidssluier

Slide 28 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
Bakkerzaak
B
Bakkerszaak

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Werken aan paragrafen schrijven in Taalblokken 
  • Maken opdracht samenstellingen, inleveren via Teams!

Slide 35 - Tekstslide