B&F, Staal, Spelling blok 4 week 3 les 2

• Spelling
• Basisschool
• Groep 5

Blok 4 week 3 les 2

Persoonsvorm

Tegenwoordige tijd en verleden tijd

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

nu

vroeger

komen

liepen

Belangrijk, deze regels moet je onthouden!

Tegenwoordige tijd. Het gebeurt nu.

Verleden tijd. Het gebeurde al eerder.

Wat is de persoonsvorm?
Maaike fietst naar school

Wat is de persoonsvorm?
Tim rende naar huis.

Wat is de persoonsvorm?
Mijn vader bakte pannenkoeken.

Wat is de persoonsvorm?
Mijn opa en oma leefden in de vorige eeuw.

Wat is de persoonsvorm?
Mijn oom wenst mij veel geluk.

Rob en Bart lenen / leenden vandaag vaak boeken.

1. lenen
2. leenden

Gisteren lezen / lazen ze over indianen.

1. lezen
2. lazen

Ze kijken / keken eerst naar de plaatjes.

1. kijken
2. keken

Ze zien / zagen heel mooie tooien.

1. zien
2. zagen

Nu willen / wilden Rob en Bart ook een tooi!

1. willen
2. wilden

Goed gewerkt.

Nu maak je de les op Gynzy, blok 4 week 3 les 2