In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Kosten die minder dan evenredig toe- of afnemen bij een toe- of afname van de productie, noem je
A
Indirecte kosten
B
Degressief variabele kosten
C
Progressief variabele kosten
D
Trapsgewijs variabele kosten
Slide 4 - Quizvraag
Welke functies heeft de voorcalculatie (= kostprijsberekening vooraf). Noem er minimaal 3.
Slide 5 - Woordweb
Functies voorcalculatie (kostprijs)
Vaststellen van de verkoopprijs
Berekenen of het rendabel is om het product te maken
Opstellen offerte
Waardering van de voorraad (fabricage kostprijs)
Is er efficient gewerkt (ook bij nacalculatie)
Slide 6 - Tekstslide
Is de volgende stelling juist? Uitval ontstaat tijdens het productieproces en bestaat alleen uit grondstof
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quizvraag
Afval
Afval ontstaat tijdens het productieproces en bestaat alleen uit grondstof
Slide 8 - Tekstslide
Uitval
Uitval zijn afgekeurde producten. De kosten van uitval bestaan uit grondstoffen, loonkosten en machinekosten.
Slide 9 - Tekstslide
Opruimkosten van uitval maken de kostprijs van een goedgekeurd product hoger.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
In elke 100 producten zit een nettohoeveelheid van 70 kg grondstof. Bij de fabricage ontstaat een afval van 12,5% van het brutoverbruik. Bereken het brutoverbruik van de grondstoffen voor 100 producten (geen euroteken, afronden op hele euro)
A
80
B
61
C
91
D
70
Slide 11 - Quizvraag
Berekening
70 kg × 100 / 87,5 = 80 kg
Slide 12 - Tekstslide
In elke 100 producten zit een nettohoeveelheid van 70 kg grondstof. Bij de fabricage ontstaat een afval van 12,5% van het brutoverbruik. De standaardprijs per kg grondstof is € 5. De overige fabricagekosten zijn € 187 per 100 producten. Het afval moet worden afgevoerd waarvoor € 0,30 per kg moet worden betaald. Bereken de standaardkostprijs van een ongekeurd product. (geen euroteken, twee cijfers achter de komma)
A
9,50
B
6,25
C
4,90
D
5,90
Slide 13 - Quizvraag
Delingscalculatie
Twee methoden om de constante en variabele kosten in de kostprijs te berekenen:
1. Naieve delingscalculatie
2. Integrale kostencalculatie
Slide 14 - Tekstslide
Naieve delingscalculatie
1. Alleen mogelijk bij homogene massaproductie.
2. Alle kosten zijn direct toerekenbaar aan het produkt.
3. Hoogte kostprijs afhankelijk van verwachte productie.
3. Formule: kostprijs =
totale verwachte kosten / totale verwachte productie
Slide 15 - Tekstslide
Integrale kostencalculatie
1. Bij integrale kostencalculatie is de normale productie (gemiddelde productie) uitgangspunt.
2. Constante kosten worden gedeeld door normale productie
3. Variabele kosten worden gedeeld door werkelijke productie
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Totale constante kosten: 30.000 Totale proportionele variabele kosten: 48.000 Normale bezetting: 5.000 Verwachte bezetting: 6.000 Bereken de integrale kostprijs (geen euroteken, twee cijfers achter de komma)