persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Leerdoelen:
Aan het eind van de les kun je persoonlijke voornaamwoorden herkennen in een zin.
Aan het eind van de les kan je bezittelijke voornaamwoorden herkennen in een zin.
Aan het eind van de les heb je de leerstof over lw, zn, ww en vz herhaald.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 85 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Leerdoelen:
Aan het eind van de les kun je persoonlijke voornaamwoorden herkennen in een zin.
Aan het eind van de les kan je bezittelijke voornaamwoorden herkennen in een zin.
Aan het eind van de les heb je de leerstof over lw, zn, ww en vz herhaald.

Slide 1 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord verwijst naar iemand of iets.

Let op!: 'het' kan ook een persoonlijk voornaamwoord zijn.

Het is opgeknapt = persoonlijk voornaamwoord
Het weer is opgeknapt = Lidwoord

Slide 2 - Tekstslide

Voornaamwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Kan ik u helpen met uw boodschappen?

Slide 4 - Open vraag

Sanne, Marieke en Inge wonen bij ons in de straat.

Slide 5 - Open vraag

Ik gaf hun graag nog extra uitleg over het persoonlijk voornaamwoord.

Slide 6 - Open vraag

Het hagelt vandaag in het hele land.

Slide 7 - Open vraag

Ga jij naar het gala met hem?

Slide 8 - Open vraag

Bezittelijk voornaamwoord
Geeft een bezit aan in de zin. 
Kan bijvoeglijk en zelfstandig gebruikt worden
Bijvoeglijk: Wil je haar boeken lenen?
Zelfstandig: Wil je de mijne lenen?

Let op!: 
Je moet jouw fiets verplaatsen.
Deze fiets is van jou.

Slide 9 - Tekstslide

Voornaamwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Mijn kamer is een grote bende terwijl zijn kamer erg schoon is.

Slide 11 - Open vraag

Ik heb nu de spelcomputer van jouw zusje geleend, maar ze wil haar spelcomputer graag terug.

Slide 12 - Open vraag

Die vader is gek op games en alle spellen in hun huis zijn dan ook de zijne.

Slide 13 - Open vraag

Oefenen
Maak opdracht 4, 5 en 6 vanaf bladzijde 10.


timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht
Kleur 1: alle lidwoorden
Kleur 2: alle zelfstandige naamwoorden
kleur 3: alle werkwoorden. Is het een zww of hww?
Kleur 4: alle voorzetsels
Kleur 5: alle persoonlijke voornaamwoorden
Kleur 6: alle bezittelijke voornaamwoorden

Slide 15 - Tekstslide