paragraaf 7.5 Na het MBO

H7 De arbeidsmarkt
Na het MBO
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H7 De arbeidsmarkt
Na het MBO
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.

Slide 1 - Tekstslide

Vraagbokaal

Starten met een vraag.

Slide 2 - Tekstslide

Vraagbokaal
Einde les bedenk je 5 toetsvragen (van elke gemaakte paragraaf 1) en die schrijf je op een papiertje (met antwoord). De beste vragen komen in de pot.
De volgende les start ik met een vraag uit de bokaal.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik: Arbeidsplaatsen
 Alle beschikbare betaalde banen bij elkaar zijn de arbeidsplaatsen
De arbeidsplaatsen zijn bezet of onbezet. Bij onbezet is er sprake van een vacature.

Werkgelegenheid = alle bezette arbeidsplaatsen bij elkaar.                                                           

Slide 4 - Tekstslide

Werklozen
Beroepsbevolking
Beroepsbevolking:
Alle mensen tussen 15 en pensioenleeftijd die werken of werkloos zijn!!
Werkzame   beroepsbevolking:
Het werkzame deel van de beroepsbevolking
7.1

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan manieren noemen om de werkloosheid te laten dalen.

Slide 6 - Tekstslide

Scholing
Omscholing =

Bijscholing = 



  •  Toch geschikt zijn voor de vacatures.
Het volgen van een opleiding om een ander soort werk te kunnen doen.
Het volgen van een opleiding om beter te worden in het soort werk dat je al doet.
Ik kan manieren noemen om de werkloosheid te laten dalen.

Slide 7 - Tekstslide

Voltijd - Deeltijd
Voltijd = Full-time = de hele week werken (36-40 uur per week)

Deeltijd = Part-time = een gedeelte van de week (minder dan )



  • De werkeloosheid daalt, doordat er meer banen bijkomen.
Ik kan manieren noemen om de werkloosheid te laten dalen.

Slide 8 - Tekstslide

Bedrijfstijd
Het aantal uren per periode dat een bedrijf produceert.





  • Als het aantal uren uitbreidt, zijn er meer mensen nodig.
    Daardoor stijgt de werkgelegenheid en daalt de werkloosheid.
Ik kan manieren noemen om de werkloosheid te laten dalen.

Slide 9 - Tekstslide

Stijgende vraag
Goedlopende bedrijven krijgen steeds meer klanten. De vraag naar hun producten stijgt. 



  • Om aan deze hogere vraag te kunnen voldoen, zullen ze meer moeten produceren en verkopen. Daarvoor is meer personeel nodig, waardoor de werkgelegenheid stijgt en de werkloosheid daalt.
Ik kan manieren noemen om de werkloosheid te laten dalen.

Slide 10 - Tekstslide

Infrastructuur
Een bedrijf moet goed bereikbaar zijn voor leveranciers en personeel.




  • Bedrijven kunnen door de infrastructuur beter en goedkoper produceren en daardoor beter concurreren met andere bedrijven. Dat kan leiden tot nieuwe arbeidsplaatsen, waardoor de werkloosheid daalt.
Ik kan manieren noemen om de werkloosheid te laten dalen.

Slide 11 - Tekstslide

Arbeidsverdeling
Verdeling van werk of productie waarbij iedereen een andere taak krijgt.





  • Als iedereen doet waar hij goed in is, loopt het werk vlot en goed. Dan zijn er meer mensen nodig om al het werk te doen. De wgh stijgt.
Ik kan uitleggen waardoor de werkgelegenheid kan stijgen of dalen.

Slide 12 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit is de productie per werknemer in een bepaalde tijd.

Bedrijven willen het liefst een zo hoog mogelijke arbeidsproductiviteit. (Als arbeidsproductiviteit stijgt -> dalen loonkosten-> verkoopprijs kan omlaag -> afzet neemt toe


  • Hoe hoger de arbeidsproductiviteit, hoe lager werkgelegenheid.
Ik kan uitleggen waardoor de werkgelegenheid kan stijgen of dalen.

Slide 13 - Tekstslide

Ik kan uitleggen waardoor de werkgelegenheid kan stijgen of dalen.
  • Arbeidsverdeling
  • Deeltijdwerk
  • Bedrijfstijd
  • Arbeidsproductiviteit
  • Stijgende vraag

Slide 14 - Tekstslide

Hoe kan je arbeidsproductiviteit verbeteren?


- technologische ontwikkelingen
- scholing (uitvoerende en leidinggevende functies)
- beloning
- verbeteren van de arbeidsomstandigheden

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de arbeidsproductiviteit?
A
Productie per werknemer
B
De productie per werknemer in een bepaalde tijd
C
Het aantal uur dat een werknemer werkt per dag
D
Het aantal uur dat een werknemer werkt per week

Slide 16 - Quizvraag

B: Ik kan uitleggen waardoor de werkgelegenheid kan stijgen of dalen.
Antwoord lesdoel

Slide 17 - Open vraag

Rekenvaardigheden
Ik let er op dat ik:
  • Een berekening geef
  • De eenheid erbij zet: €
  • Een komma zet ipv een punt
  • 2 cijfers achter de komma zet
Rekentrainer B Arbeidsproductiviteit

Slide 18 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
Zo bereken je de arbeidsproductiviteit:
1) Bereken de totale productie in een periode.
2) Bereken dan het aantal benodigde arbeidsuren.
3) Deel de totale productie door de benodigde arbeidsuren.



Voorbeeld:
In een winkel wordt op een dag afgerekend met 500 klanten. Er is op die dag in totaal 20 uur kassawerk gedaan.
De arbeidsproductiviteit van de caissières op deze dag is:
500 : 20 = 25 klanten per arbeidsuur.



Slide 19 - Tekstslide

Fred werkt 4 uur op een dag.
hij zet 28 tafels in elkaar per dag
Wat is zijn arbeidsproductiviteit per uur?
A
4 uur / 28 tafels = 0,14 tafels per uur
B
28 tafels x 4 uur = 112 tafels per uur
C
28 tafels per uur
D
28 tafels / 4 uur = 7 tafels per uur

Slide 20 - Quizvraag

Lisa bakt 32 taarten op een dag.
Ze doet dit in 8 uur tijd.
Wat is haar arbeidsproductiviteit per uur?
A
32 taarten / 8 uur = 4 taarten per uur
B
8 uur / 32 taarten = 0,25 taarten per uur
C
32 taarten / 2 = 16 taarten per uur
D
8 taarten per uur

Slide 21 - Quizvraag

Jolie bakt 20 koekjes per uur
Henk bakt 25 koekjes per uur
Wie heeft een hogere arbeidsproductiviteit per uur?
A
Henk en Jolie
B
Jolie
C
Henk
D
Geen van beiden

Slide 22 - Quizvraag

Samenvatting B
Seizoenwerkloosheid ontstaat door:
• het verminderen of stopzetten van de productie in een bepaald seizoen.
Het kost vaak enige tijd om werk te vinden:
• bij het zoeken van de eerste baan;
• bij het wisselen van baan.
De werkloosheid die dan optreedt, heet frictiewerkloosheid.
Werkloosheid ontstaat ook als:
• het aanbod van arbeid niet past bij de vraag naar arbeid;
• bedrijven de concurrentiestrijd met het buitenland verliezen;
• productie wordt verplaatst naar het buitenland;
• de verkoop van producten daalt tijdens een economische crisis.

Slide 23 - Tekstslide

Vraagbokaal
Bedenk een (toets)vraag en schrijf die op een papiertje 
(met antwoord). 
De beste vragen komen in de pot.
De volgende les start ik met een vraag uit de bokaal.

Slide 24 - Tekstslide




Maken:
Hoofdstuk 7 paragraaf 5 en rekentrainer

1 toetsvraag met antwoord per paragraaf op papier inleveren


Huiswerk

Slide 25 - Tekstslide