Werkwoordspelling (3)

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

werkwoordspelling (3)

In deze les:

onderwerpen

• 'je' achter de persoonvorm
  
• onvoltooid deelwoord
  

proeftoets 

oefeningen Vlekkeloos Nederlands

proeftoets

antwoorden proeftoets

1. belooft (tt)

2. versperd (vd)

3. demonstrerende (bn)

4. dichtgeslibd (vd)

5. verbetert (tt)

6. vergaderd (vd)

7. boften (vt)

8. besproeit (tt)

antwoorden proeftoets

1. belooft (tt)

2. versperd (vd)

3. demonstrerende (bn)

4. dichtgeslibd (vd)

5. verbetert (tt)

6. vergaderd (vd)

7. boften (vt)

8. besproeit (tt)

9. verwachte (bn)

10. kostten (vt)

11. Beantwoorde (bn)

12. overwintert (tt)

13. braadt (tt)

14. roesten (inf)

15. juichten (vt)

16. houdt (tt)

17. erkend (vd)

9. verwachte (bn)

10. kostten (vt)

11. Beantwoorde (bn)

12. overwintert (tt)

13. braadt (tt)

14. roesten (inf)

15. juichten (vt)

16. houdt (tt)

17. erkend (vd)

18. achtte (vt)

19. gedupeerd (vd)

20. verzendt (tt)

21. rijd (tt - je staat achter pv)

22. zeilend (onvoltooid deelw)

23. verplichte (bn)

24. ondertekent (tt)

25. voeden (inf)

(horen)

   …………………………………… je de telefoon?

(raden)

  Volgens mij …………………………………… je het nooit.

Volgens mij raad je het nooit.

wat is de persoonsvorm?

wat is het onderwerp?

Volgens mij raad je het nooit.

persoonsvorm = raad

onderwerp = je

regel:

je/jij staat na de persoonsvorm en is onderwerp

stam

raad je

Volgens mij raadt je broer het nooit.

wat is de persoonsvorm?

wat is het onderwerp?

Volgens mij raadt je broer het nooit.

persoonsvorm = raadt

onderwerp = je broer

regel:

'je' staat na de persoonsvorm en geen onderwerp

stam + t

raadt je broer

oefenen

Vlekkeloos Nederlands blz  26

oefening 12 - 5, 7, 10 en 11

antwoorden oefening 12

5. word jij

7. vind je

10. de psycholoog raadt je aan

11. Raad jij 

(fluiten)

Hij gaat ................... naar zijn werk.

(fluiten)

Hij gaat fluitend naar zijn werk.

(vergelijken)

Dit is een ............... onderzoek.

(vergelijken)

Dit is een vergelijkend onderzoek.

(doen)

Wij zijn druk ........ met de opdracht.

(doen)

Wij zijn druk doende met de opdracht.

onvoltooid deelwoord

hele werkwoord + d / de

fluiten + d = fluitend

vergelijken + d = vergelijkend

doen + de = doende

oefenen

1. zuchten - .......... kwam hij de berg op geklommen.

2. dansen - .......... gaat zij door het leven.

3. kauwen - ............ stond hij voor de klas.

4. slapen - .........  in de bus kwamen ze op de bestemming aan.

5. weten - ............ dat zij niet van vis hield, deed ik de inkopen.

oefeningen

Vlekkeloos Nederlands

blz 43

oefening 45 en 46

Succes met de toets!!!