Aanbrengen van de ééncijferige vermenigvuldiging: 8 x 234 =
Wiskunde:
Aanbrengen van de ééncijferige vermenigvuldiging: 8 x 234 =
Door: Lenja Beckers, Febe Adamczyk, Sophie Driesen, Lotte Steensels
Klas: 1 Balo D
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Basisschool
In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.
Onderdelen in deze les
Wiskunde:
Aanbrengen van de ééncijferige vermenigvuldiging: 8 x 234 =
Door: Lenja Beckers, Febe Adamczyk, Sophie Driesen, Lotte Steensels
Klas: 1 Balo D
Slide 1 - Tekstslide
Eindtermen:
- 1.24 De leerlingen kennen de cijferalgoritmen. Zij kunnen cijferend vier hoofdbewerkingen uitvoeren met natuurlijke en met kommagetallen: optellen met max. 5 getallen: de som < 10 000 000; aftrekken: aftrektal < 10 000 000 en max. 8 cijfers; vermenigvuldigen: vermenigvuldiger bestaat uit max. 3 cijfers; het product = max. 8 cijfers (2 cijfers na de komma); delen: deler bestaat uit max. 3 cijfers; quotiënt max. 2 cijfers na de komma.
- 1.27 De leerlingen zijn in staat uitgevoerde bewerkingen te controleren, onder meer met de zakrekenmachine.
Leerplandoelen:
WDrv6 Cijferen
• • Vermenigvuldigen Natuurlijke getallen
De leerlingen kennen de eigenschappen ‘splitsen en verdelen’ en passen deze toe bij hoofdrekenen. De kinderen kunnen reeds cijferend optellen en aftrekken.
Slide 2 - Tekstslide
Leerplandoelen:
WDrv6 Cijferen
• • Vermenigvuldigen Natuurlijke getallen
De leerlingen kennen de eigenschappen ‘splitsen en verdelen’ en passen deze toe bij hoofdrekenen. De kinderen kunnen reeds cijferend optellen en aftrekken.
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen:
- De leerlingen kunnen een ééncijferige vermenigvuldiging correct oplossen aan de hand van oefeningen.
Lesdoelen:
- De leerlingen kunnen een ééncijferige vermenigvuldiging correct oplossen aan de hand van oefeningen.
Slide 4 - Tekstslide
1. Intro: Voorkennis activeren:
1.1 Herhaling (al hoofdrekenend): Splitsen en verdelen
Oefeningen:
5 x 34 = 5 x (30 + 4) = (5 x 30) + (5 x 4) = 150 + 20 = 170
8 x 233 = 8 x (200 + 30 + 3) = (8 x 200) + (8 x 30) + (8 x 3) = 1600 + 240 + 24 = 1864
3 x 222 = 3 x (200 + 20 + 2) = (3 x 200) + (3 x 20) + (3 x 2) = 600 + 60 + 6 = 666
Slide 5 - Tekstslide
Verwoording:
Wanneer we vermenigvuldigen mogen we een van de factoren opsplitsen in de som van de T en de E en dan beide termen vermenigvuldigen met de vermenigvuldiger.
Je kunt dit soort oefeningen oplossen door middel van hoofdrekenen. Maar er bestaat een gemakkelijkere en efficientere manier om dit soort oefeningen op te lossen, namelijk cijferen.
Slide 6 - Tekstslide
2. Kern: Een ééncijferige vermenigvuldiging
Betekenisvolle situatie:
Op een bingo avond worden 8 potten snoep uitgedeeld aan de winnaars. In elke pot zitten 234 snoepjes. Hoeveel snoepjes zijn er in totaal uitgedeeld?
Slide 7 - Tekstslide
Noteren van de bewerking:
Bewerking: 8 x 234 = ....
Schatten van de uitkomst:
Schatting: 8 x 200 = 1600
Slide 8 - Tekstslide
Uitvoering van het algoritme:
We passen eerst de eigenschap ‘splitsen en verdelen’ toe, zoals we ook bij hoofdrekenen doen.
8 x 234 = 8 x (200 + 30 + 4) = (8 x 200) + (8 x 30) + (8 x 4) = 1600 + 240 + 32 = 1872
Slide 9 - Tekstslide
Verwoording:
We beginnen bij de eenheden. 4 x 8 = 32. De 2 vullen we in en de 3 kunnen we inwisselen (onthouden). We gaan nu verder met de tientallen. 3 x 8 = 24, maar we moeten hier nog 3 bijtellen van de eenheden. Dit vormt 27. We vullen de 7 al in en we kunnen de 2 inwisselen (onthouden). Vervolgens gaan we verder met de honderdtallen. 2 keer 8 is 16. Bij deze 16 moeten we die 2 die we hadden onthouden bijtellen. 16 + 2 = 18. Het eindresultaat is 1872.
Slide 10 - Tekstslide
Formuleren van het antwoord:
Er zijn op die bingo avond 1872 snoepjes uitgedeeld.
Controle van het resultaat:
Dit resultaat (1872) ligt in de buurt van onze schatting (1600) en kan dus correct zijn.
Slide 11 - Tekstslide
Extra opdrachten:
We hanteren een analoge aanpak voor nog enkele opgaven vanuit een betekenisvolle situatie, totdat de leerlingen de verkorte schrijfwijze en de redenering in de vingers hebben.
- 3 x 112 = Zwarte piet heeft 3 zakken op zijn rug. In elke zak zitten 112 koekjes. Hoeveel koekjes kan hij in totaal uitdelen?
- 2 x 345 = Bij een schoolfeest heeft de juf 2 grote dozen meegenomen. In elke doos zitten 345 wafels. Hoeveel wafels kan de juf uitdelen?
Slide 12 - Tekstslide
De kinderen maken de oefeningen individueel. De juf helpt waar nodig.
Slide 13 - Tekstslide
Kinderen die meer hulp nodig hebben zullen extra begeleid worden door de leerkracht.