MAF 1.3 week 5 en week 6 hoofdstuk 11 Participatie en bijstand

Wat gaan we deze week doen? 
Hoofdstuk 11 : Participatie en bijstand


1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
MAFMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we deze week doen? 
Hoofdstuk 11 : Participatie en bijstand


Slide 1 - Tekstslide

11.1 Inleiding
Voor 2015:  3 aparte wetten
Bijstandsuitkering 
Wajong
Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) 

Na 2015: Alles in de Participatiewet
Focus op begeleiden naar werk en tijdelijk voorzien in  inkomen, maar oude wetten nog wel herkenbaar

Slide 2 - Tekstslide

11.1 inleiding
Participatiewet ->  2 onderdelen
1. Begeleiden naar werk / participatie met extra ondersteuning (bijvoorbeeld fysieke of geestelijke beperking) 
2. Bijstandsuitkering 

Dit hoofdstuk: bijstandsuitkering  binnen de PW
(beide namen worden gebruikt!) 

Slide 3 - Tekstslide

11.1 Inleiding
Begrippen: 
Participeren
Bijstandsuitkering
Vangnetfunctie 
Voorliggende voorziening
Sociaal minimum 


Slide 4 - Tekstslide

Meedoen in de samenleving: (vrijwilligers) werk 
Uitkering op niveau van het sociaal minimum
Geen recht op andere voorziening of uitkering? Dan beroep op bijstand
Bestaat er recht op een andere wettelijke regeling? Dan komt die eerst. 
Bedrag waar je volgens de overheid een maand van rond moet kunnen komen
Participeren
Bijstands-
uitkering
Vangnetfunctie
Voorliggende voorziening
Sociaal minimum

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Video

11.2  Aanvragen bijstand
Aanvragen bij UWV
Gemeente is verantwoordelijk voor toetsing en uitbetaling


 

Slide 7 - Tekstslide

11.2 Voorwaarden bijstand

  1. Ingezetene zijn (= legaal in Nederland, NIET paspoort)
  2. Niet voldoende geld om te wonen, te eten en zich te kleden
  3.  Niet voldoende eigen vermogen (spaargeld of bezittingen) 
  4.  Niet samenwonend met een partner die genoeg verdient
  5. Beschikbaar zijn voor werk of tegenprestatie (= betrokkene doet, binnen de grenzen van zijn mogelijkheden, onbetaald voor de maatschappij nuttig werk in opdracht van de gemeente)



Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Beantwoord de volgende vragen naar aanleiding van het filmpje op de vorige sheet (let op: het is een filmpje uit 2015): 
1. Waarom vinden ze dat jongeren eigenlijk geen uitkering horen te ontvangen?
2. Ben je het daar mee eens?
3. Als je niet alle stukken aanlevert gaat de wachttijd opnieuw in en krijg je een boete van 150 euro. Waarom zou dat zo zijn?
4. Wat heeft het plan van aanpak te maken met het doel van de participatiewet?
5. Wat is een maatregel en wanneer kun je deze krijgen?
6. Wat is fraude?
7. Wat is denk je de boodschap die de gemeente met dit filmpje wil laten zien? 

Slide 10 - Tekstslide

11.3 Gezamenlijke huishouding
Hoeveel uitkering krijg je?  
Het sociaal minimum is per 1 januari 2023 bruto per maand voor
• gehuwden en samenwonenden:
beide partners van 21 tot AOW-leeftijd € 1.934,45;
• voor alleenstaanden en alleenstaande ouders:
- van 21 tot AOW-leeftijd € 1.378,95;
(wordt elk half jaar opnieuw door tweede kamer vastgesteld) 

Slide 11 - Tekstslide

11.3 Gezamenlijke huishouding
Voor het bepalen van de juiste bijstandsnorm voor de aanvrager, kijkt de gemeente naar de gezamenlijke huishouding, dat wil zeggen: twee meerderjarige mensen die in hetzelfde huis hun hoofdverblijf hebben en voor elkaar zorgen.


Want: je krijgt alleen een bijstandsuitkering als je samen met je partner onder het sociaal minimum zit. Voor partners is het sociaal minimum 100% van het minimumloon (voor alleenstaanden 70% van het minimumloon) . Als je partner meer verdient dan het minimumloon, dan krijgt je geen bijstandsuitkering.




Slide 12 - Tekstslide

11.3  11.4  11.5 Gezamenlijke huishouding
* Gezamenlijke huishouding: in hetzelfde huis en je zorgt voor elkaar (partners/ broer-zus) 

* Meerpersoonshuishouden: wel in hetzelfde huis, maar geen zorg voor elkaar (bijv. vrienden): KOSTENDELERSNORM (= bijstandsnorm wordt lager omdat je de kosten met meer personen kan delen). Zo is de bijstand per persoon 50% van het sociaal minimum als je met twee mensen een huishouden voert en 43,55% als je met 3 volwassenen een huishouden voert. Waarom is dit zo?

* De kostendelersnorm en de regels voor de gezamenlijke huishouding gelden niet voor: een ouder met kinderen onder de 21 jaar / ouder met meerderjarige studerende kinderen / volwassen gezinsleden met zorgbehoefte / hoofdbewoner die een deel van zijn huis aan een ander verhuurt.

Slide 13 - Tekstslide

Welke regeling: een alleenstaande ouder met 2 minderjarige kinderen
A
Meerpersoonshuishouden
B
Gezamenlijke huishouding
C
Alleenstaandennorm
D
Echtparennorm

Slide 14 - Quizvraag

Welke regeling: Een man en vrouw die samenwonen
A
Meerpersoonshuishouden
B
Gezamenlijke huishouding
C
Alleenstaandennorm
D
Echtparennorm

Slide 15 - Quizvraag

Welke regeling: Een alleenstaande vrouw van 45
A
Meerpersoonshuishouden
B
Gezamenlijke huishouding
C
Alleenstaandennorm
D
Echtparennorm

Slide 16 - Quizvraag

Welke regeling: Vrouw die een huis huurt met drie vriendinnen
A
Meerpersoonshuishouden
B
Gezamenlijke huishouding
C
Alleenstaandennorm
D
Echtparennorm

Slide 17 - Quizvraag

Welke regeling: vrouw van 28 die bij haar ouders inwoont
A
Meerpersoonshuishouden
B
Gezamenlijke huishouding
C
Alleenstaandennorm
D
Echtparennorm

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Opdracht FRAUDE?
De klas wordt verdeeld in 2 groepen

Groep 1 : jullie zijn vóór terugbetalen
Groep 2: jullie zijn tégen terugbetalen

10 minuten in de groep om zoveel mogelijk argumenten te bedenken
Iedereen schrijft mee
Maak een volgorde in de argumenten (de belangrijkste bovenaan) 

Poll: wat vinden jullie nu zelf? 

timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

11.6 Eigen inkomsten of vermogen
Vangnetfunctie: je kunt een beroep doen op bijstand als je geen eigen middelen hebt. Onder eigen middelen verstaat de bijstand inkomsten en vermogen 
Inkomsten: loon, uitkering, alimentatie, pensioen, enzovoort
Vermogen: spaargeld, beleggingen, sieraden, motor, auto

Slide 22 - Tekstslide

11.6 Eigen inkomsten of vermogen
Ter info: eigen inkomsten worden aangevuld tot bijstandsnorm

Voorbeeld: Ilse verdient € 500. Zij is alleenstaande dus heeft recht op 
€ 1.378,95 per maand. De gemeente betaalt haar dan 
€ 1.378,95 - € 500 = € 878,95

Let op: bij een gezamenlijke huishouding gaat het niet alleen om eigen inkomsten maar om de gezamenlijke inkomsten van de aanvrager van de bijstand en die van zijn partner


Slide 23 - Tekstslide

11.6 Eigen inkomsten of vermogen
Inkomensvrijlating: de gemeente mag een gedeelte van inkomsten uit salaris buiten beschouwing laten (stimuleren van werk) 

Ilse verdient € 500 euro per maand.  De gemeente  beslist dat zij 25% daarvan mag houden. Dit is € 125 .  Ze ontvangt dan 
€ 1.378,95 - € 375= € 1.003,95 

Slide 24 - Tekstslide

11.6 Eigen inkomsten of vermogen
Spaargeld of bezittingen? Vermogensvrijlating: het bedrag aan vermogen dat een uitkeringsgerechtigde mag hebben zonder dat dit invloed heeft op de bijstandsuitkering.

Alleenstaande € 7.605,– (2023)
Gehuwd/samenwonend en alleenstaande ouder € 15.210,-  

Slide 25 - Tekstslide

11.6 Eigen inkomsten of vermogen
Voor een bijstandsgerechtigde met een eigen huis waarin hij zelf woont, geldt een extra vermogensgrens speciaal voor dit eigen huis.

Koophuis  € 57.000,- eigen vermogen in het huis (=overwaarde)

Overwaarde = waarde woning - lening (hypotheek)  

Slide 26 - Tekstslide

11.6 Eigen inkomsten of vermogen
Krediethypotheek: je krijgt je bijstand als lening (krediet) met je huis als onderpand (hypotheek). 

Als je ooit je huis verkoopt,  en je dus de overwaarde als geld op je bank hebt staan, betaal je de bijstand weer terug aan de gemeente.  

Slide 27 - Tekstslide

Wat ziet de PW NIET als inkomsten?
A
Alimentatie
B
Salaris
C
Spaargeld
D
Uitkering

Slide 28 - Quizvraag

Wat ziet de PW NIET als vermogen?
A
Spaargeld
B
Overwaarde van je huis
C
Je televisie
D
Beleggingen

Slide 29 - Quizvraag

Je mag een gedeelte van het geld dat je verdient houden, dat heet ......
A
Vermogensvrijlating
B
Inkomensvrijlating
C
Krediethypotheek
D
Eigen middelen

Slide 30 - Quizvraag

Je krijgt je bijstand als een lening omdat je overwaarde hebt op je huis, dat heet ......
A
Hypotheek
B
Overwaarde
C
Krediethypotheek
D
Vermogensvrijlating

Slide 31 - Quizvraag

11.7 Bijzondere bijstand  
  • Als iemand in bijzondere omstandigheden verkeert waardoor hij extra kosten maakt die niet van een inkomen of een uitkering op bijstandsniveau betaald kunnen worden
  • Kan door iedereen met een laag inkomen worden aangevraagd, niet alleen door mensen in de bijstand
  • Wordt alleen verleend als de kosten buiten het gebruikelijke bestedingspatroon van eten, wonen, water en licht vallen én als deze kosten nergens anders vergoed worden (voorliggende voorziening)

Slide 32 - Tekstslide

11.7 Bijzondere bijstand  
Voorbeelden: 
  • Kosten voor scholing
  • Kinderopvang i.v.m. een opleiding van een ouder
  • Medische kosten (bril, tandarts, dieet)
  • Lidmaatschap voor een sportclub (met contributie tot € 200)
  • Woninginrichting bij gedwongen verhuizing
  • Kosten bewindsvoering

Slide 33 - Tekstslide

Groepjes van 5 personen
Kies een gemeente uit waar één van jullie woont
Kijk op de website van die gemeente en beantwoord de vragen: 
1. Kun je makkelijk vinden hoe en waar je een bijstandsuitkering aan kan vragen? Leg je antwoord uit
2.Kun je makkelijk vinden hoe en waar je bijzondere bijstand aan kan vragen? Leg uit. 
3. Worden er voorbeelden gegeven van bijzondere bijstand? 
4. Wat is je algemene indruk van de site van de gemeente? Is deze voor iedereen duidelijk denk je? 

Slide 34 - Tekstslide