Opgaven van biologie 5.4

Biologie 5.4
Planten leggen energie vast
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Biologie 5.4
Planten leggen energie vast

Slide 1 - Tekstslide

1a. Welke stof maakt een plant niet van glucose uit de fotosynthese?
A
Cellulose
B
Vetten
C
Mineralen
D
Zetmeel

Slide 2 - Quizvraag

1b. Hoe heet het proces waarbij de plant van glucose andere organische stoffen maakt?
A
Voortgezette assimilatie
B
Assimilatie
C
Fotosynthese
D
Voortgezette fotosynthese

Slide 3 - Quizvraag

1c. Vindt voortgezette assimilatie ook plaats in een menselijk lichaam?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

2. Noteer drie abiotische factoren die een beperkende factor kunnen zijn bij de fotosynthese.

Slide 5 - Open vraag

3. Coloradokevers eten de bladeren van aardappelplanten. Licht toe dat hierdoor de opbrengst aan aardappelen afneemt

Slide 6 - Open vraag

4. Huidmondjes kunnen open of dicht zijn. Dit hangt af van de hoeveelheid water in de sluitcellen van de huidmondjes. Is er veel water in de sluitcellen, dan staan de huidmondjes open.
Hangt de snelheid waarmee de plant groeit af van de grootte van de opening van de huidmondjes?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Huidmondje zitten vaak aan de onderkant van het blad omdat het water dan minder snel door de huidmondjes verdampt.

Slide 8 - Tekstslide

Alles wat de plant aan glucose maakt bij de fotosynthese
Hoeveelheid glucose wat nodig is voor dissimilatie min de totale hoeveelheid glucose die een plant produceert
Bruto productie
Netto productie

Slide 9 - Sleepvraag

5. De hoeveelheid CO2 bij het compensatiepunt die een plant bij de dissimilatie vormt, is
A
Groter dan de hoeveelheid die de plant gebruikt bij de fotosynthese
B
Kleiner dan de hoeveelheid die de plant gebruikt bij de fotosynthese
C
Gelijk aan de hoeveelheid die de plant gebruikt bij de fotosynthese

Slide 10 - Quizvraag

6a. Hoeveel glucose gebruiken de planten voor de dissimilatie gedurende 1 uur?
A
-5 kg/ha
B
0 kg/ha
C
5 kg/ha
D
22 kg/ha

Slide 11 - Quizvraag

6b. Hoeveel glucose maken de planten van 7 tot 10 uur 's morgens?
A
5 kg/ha
B
20 kg/ha
C
46 kg/ha
D
61 kg/ha

Slide 12 - Quizvraag

6c. Wat betekent het dat de staven van 5 tot 21 uur deels roodgroen zijn gearceerd?
A
Hier vindt alleen dissimilatie plaats
B
Hier vindt alleen fotosynthese plaats
C
Hier vindt zowel dissimilatie als fotosynthese plaats
D
Dit ziet er mooier uit

Slide 13 - Quizvraag

7. Een plant neemt in het licht 6 mg CO2 per uur op. 's Nachts geeft hij 3 mg CO2 per uur af. Hoeveel CO2 gebruikt deze plant werkelijk per uur voor de fotosynthese?
A
3 mg
B
6 mg
C
9 mg
D
12 mg

Slide 14 - Quizvraag

Gijs belicht een plant met verschillend aantal lampen van gelijke sterkte. Hij bepaalt de hoeveelheid CO2 die de bladeren van de plant in- of uitgaan. De resultaten staan in dit diagram. 
De volgende vragen gaan hierover.

Slide 15 - Tekstslide

8a. Vul in:
Door glucose te verbranden maakt de plant ... CO2 eenheden.
A
-18
B
0
C
18
D
20

Slide 16 - Quizvraag

8b. Vul in:
Het compensatiepunt ligt bij een belichting met ... lampen.
A
0
B
3
C
7
D
7 of meer

Slide 17 - Quizvraag

8c. Vul in:
De maximale fotosynthese bereikt de plant bij een belichting met ... lampen.
A
0
B
3
C
7
D
7 of meer

Slide 18 - Quizvraag

8d. Vul in:
De maximale nettoproductie heeft de plant bij een belichting met ... lampen.
A
0
B
3
C
7
D
7 of meer

Slide 19 - Quizvraag

In de vorige vraag was te zien dat de netto productie van en plant het grootst is met veel lampen. Dit is de reden dat planten naar het licht groeien. Ze kunnen zelf immers niet lopen.

Slide 20 - Tekstslide

8e. Vul in:
Bij een belichting met één lamp is de dissimilatie ... dan de fotosynthese
A
Kleiner
B
Gelijk aan
C
Groter

Slide 21 - Quizvraag