Herhaling Ontwikkelingspsychologie

Herhaling Ontwikkelingspsychologie
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Herhaling Ontwikkelingspsychologie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een ontwikkelingstaak is
A
er sprake is van een verandering. Die verandering kan een vooruitgang of verbetering inhouden, maar kan ook krimp, achteruitgang en afbraak inhouden
B
De wetenschap die het menselijk gedrag bestudeerd 
C
zijn de periodes die in het leven van de mens onderscheiden kunnen worden. Bij elke periode horen specifieke kenmerkende gedragingen.
D
zijn stappen die iedere kind (0-19jaar) in zijn ontwikkeling moet nemen om een stap verder te komen in die ontwikkeling.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ontwikkeling van de mens verloopt op unieke wijze. Toch zijn er 3 factoren die bij ieder mens invloed uitoefenen op de ontwikkeling. Welke 3 zijn dat?
A
Interne factoren, externe factoren en zelfbepaling
B
Interne factoren, externe factoren, familie
C
Zelfdiscipline, Interne factoren, familie
D
Geen van bovenstaande antwoorden is juist

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als we het hebben over de cognitieve ontwikkeling, hebben we het over de verstandelijke ontwikkeling 
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vanaf ongeveer één jaar is het belangrijk de taalontwikkeling van een kind te stimuleren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Vanaf de geboorte, of eigenlijk al tijdens de zwangerschap ben je hiermee bezig. 
De eerste jaren leert een kind vooral door zelf de wereld te ontdekken.
Dit noemen we exploratiedrang.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Peuters hebben bepaalde typische manieren van denken
Welke van onderstaande is juist?
A
Concreet denken = Knuffel moet mee, anders moet hij huilen
B
Magisch denken = Denken dat er in de auto zingende mensen zitten
C
Antimistisch denken = Wel kunnen nadenken over waarmee hij nu wilt spelen, maar niet waarmee hij morgen wilt spelen.
D
geen van bovenstaande

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met een peergroup wordt de groep mensen bedoeld waarbij iedereen jong en oud dezelfde religie hebben
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

De peergroup is de groep leeftijdsgenoten waartoe pubers behoren, die een vergelijkbare status en belangstelling hebben 
Bij de overgang van de vrouw horen typische klachten, welke klachten kunnen voorkomen?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dementie= de naam voor een combinatie van symptomen (een syndroom) waarbij de verwerking van informatie in de hersenen is verstoord
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schoolgaande kinderen willen graag bij een groep horen. Hoe noem je het gedrag wanneer een kind zich aanpast aan een groep?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kleuters richten zich steeds meer op leeftijdsgenootjes en steeds minder op het gezin.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Pubers gaan zich steeds meer op leeftijdsgenoten richten, kleuters juist nog erg op het gezin 
Een puber groeit uit tot een volwassene die zich kan voortplanten. Dit heet seksuele rijping
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De levensevaluatie rond het veertigste levensjaar staat bekend als midlifecrisis.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het belangrijk om bij een peuter of kleuter of kind duidelijke grenzen te bieden?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies