4.2 tussenletters

Wat vond je van Gather op een schaal van 0 tot 10?
1 / 37
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat vond je van Gather op een schaal van 0 tot 10?

Slide 1 - Open vraag

Waarom geef je dat cijfer?

Slide 2 - Open vraag

Kon je op deze manier goed met je klasgenoot overleggen?

Slide 3 - Open vraag

Les
Tussenletters

Slide 4 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Inleiding (5 min)
Inhoud en doel van de les bespreken & voorkennis activeren.
Kern (15 min): 
Les: Tussenletters. Oefenen met uitleg.
Slot (10 min)
Is het leerdoel behaald? Uitleg huiswerk.



Slide 5 - Tekstslide

Doel:
Je gebruikt de juiste tussenletters.

Slide 6 - Tekstslide

Gebruik jij de juiste tussenletters?
A
ja
B
soms
C
nee
D
geen idee

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg
Een samenstelling is een combinatie van twee of meer woorden.
Vaak staan er tussen de woorden tussenletters.

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg
-en-
Schrijf -en- in een samenstelling als het linkerwoord (lw) een zelfstandig naamwoord is met alleen een een meervoud op -en:
tomaat + soep = tomatensoep.

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg
Als het linkerwoord al eindigt op -en, gebruik je geen extra -en-:
havengebied, keukentafel.

Slide 10 - Tekstslide

hond + hok

Slide 11 - Open vraag

peer + sap =

Slide 12 - Open vraag

laken + kast =

Slide 13 - Open vraag

Uitleg
Uitzonderingen:
1. Het lw heeft een meervoud op -en én -s:
hoogtes en hoogten, dus: hoogtepunt
2. Het lw heeft geen meervoud: tarwebloem
3. Van het lw is er maar één: maneschijn 

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg
Uitzonderingen:
4. Het lw is een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord:
rodekool, verrekijker 
5. Het lw versterkt het rechterwoord: beresterk
6. Ouderwetse samenstellingen: bakkebaard 

Slide 15 - Tekstslide

1. Schrijf op...

Slide 16 - Open vraag

Van het linkerwoord is er maar één = zonnebank

Slide 17 - Tekstslide

2. Schrijf op...

Slide 18 - Open vraag

Het linkerwoord is een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord = jokkebrok

Slide 19 - Tekstslide

3. Schrijf op...

Slide 20 - Open vraag

Het linkerwoord is een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord = lachebek

Slide 21 - Tekstslide

4. Schrijf op...

Slide 22 - Open vraag

Het linkerwoord heeft geen meervoud = roggebrood

Slide 23 - Tekstslide

5. Schrijf op...

Slide 24 - Open vraag

Het linkerwoord heeft alleen een meervoud op -en = fietsenhok

Slide 25 - Tekstslide

6. Schrijf op...

Slide 26 - Open vraag

Het linkerwoord heeft een meervoud op -en én -s = weidevogel

Slide 27 - Tekstslide

7. Schrijf op...

Slide 28 - Open vraag

Het linkerwoord versterkt het rechterwoord = apetrots

Slide 29 - Tekstslide

8. Schrijf op...

Slide 30 - Open vraag

ouderwetse samenstelling = schattebout

Slide 31 - Tekstslide

Uitleg
-s-
Schrijf -s, als je die klank in vergelijkbare samenstellingen ook hoort:
personeelsbeleid, dus ook personeelschef
stationsplein, dus ook Stationsstraat

Slide 32 - Tekstslide

stadsdeel
A
stadkantoor
B
stadskantoor

Slide 33 - Quizvraag

verlovingstijd
A
verlovingsring
B
verlovingring

Slide 34 - Quizvraag

Is het leerdoel behaald?
Je gebruikt de juiste tussenletters
A
ja
B
soms
C
nee
D
anders

Slide 35 - Quizvraag

Aan de slag!
NU Nederlands
Grammatica
4.2

alle (gewone) opdrachten 

Succes :) 

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag!
NU Nederlands
Grammatica
4.2

extra opdrachten en examenopdrachten 

Succes :) 

Slide 37 - Tekstslide