Hoofdstuk 03 - Naar school

Hoofdstuk 3 - Naar school
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 - Naar school

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 - Naar school

Slide 2 - Tekstslide

Het is maandag. 
Paula gaat vandaag naar school. 
Ze wil Nederlands leren.
Ze wil Nederlands praten en schrijven.
En lezen en luisteren.
Ze wil alles weten en begrijpen. 

Slide 3 - Tekstslide

Op welke dag gaat Paula naar school?
A
Maandag
B
Dinsdag
C
Woensdag
D
Donderdag

Slide 4 - Quizvraag

De les begint om 09:00 uur. 
Paula drinkt snel haar koffie. 
Ze doet haar agenda en haar pen in haar tas. 
En haar lippenstift. 
Ze pakt haar jas. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe laat begint de les?
A
Om zeven uur
B
Om acht uur
C
Om negen uur
D
Om tien uur

Slide 6 - Quizvraag

Wat doet Paula in haar tas?
A
lippenstift
B
water
C
sleutels
D
koffie

Slide 7 - Quizvraag

Wat doet Paula ook in haar tas?
A
een gum
B
een pen
C
een bril
D
koffie

Slide 8 - Quizvraag

Wat drinkt Paula?
A
melk
B
koffie
C
thee
D
water

Slide 9 - Quizvraag

Wat pakt Paula?
A
bril
B
thee
C
jas
D
fiets

Slide 10 - Quizvraag

Paula doet haar pen in haar jas.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Paula wil alles weten.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

De les van Paula is op maandag om 9.00 uur.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Paula vergeet haar agenda en haar pen.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Paula drinkt snel.


A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Paula gaat naar buiten.
Ze loopt naar school. 
Het is de eerste les.
Paula is een beetje zenuwachtig.
Is Nederlands moeilijk?
Zijn de cursisten aardig?
Is de docent aardig?
Paula weet het niet.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe gaat Paula naar school?
A
Paula fietst
B
Paula loopt
C
Paula gaat met de bus

Slide 17 - Quizvraag

blij
boos
verdrietig
zenuwachtig

Slide 18 - Sleepvraag

de pen
de jas
de tas
het potlood
de lippenstift
de agenda

Slide 19 - Sleepvraag

mensen
geen mensen
de fiets
de docent
de school
de cursist
de tante
de familie

Slide 20 - Sleepvraag

wat leer je op school
wat leer je NIET op school
lopen
lezen
kijken 
spellen
spreken
schrijven

Slide 21 - Sleepvraag

Wat zijn dingen?
Wat zijn GEEN dingen 
de tante
het boek
de man
de lippenstift
de tas
de fiets

Slide 22 - Sleepvraag

Wat kun je drinken?
Wat kun je NIET drinken?
de suiker
de thee
het kopje
de melk
het water
de koffie

Slide 23 - Sleepvraag

Je groet iemand. Wat kun je zeggen?
Je groet iemand. Wat kun je NIET zeggen?
goedemorgen
hoi
sorry
hallo
goedemiddag
alsjeblieft

Slide 24 - Sleepvraag