H3.5 Lucht en luchtdruk

H3 Water en Lucht
Herhaling t/m 3.4
3.5 Lucht en luchtdruk
Zelfstandig werken
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NaskMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 85 min

Onderdelen in deze les

H3 Water en Lucht
Herhaling t/m 3.4
3.5 Lucht en luchtdruk
Zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Nodig voor de herhaling:
Laptop/telefoon met lessonup
Pen en papier
Rekenmachine

Let op! het gaat weer op tijd!

Slide 2 - Tekstslide

Oplosbaarheid is een stofeigenschap.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Een blokje met een grotere dichtheid dan water gaat ......... in water.
A
drijven
B
zweven
C
zinken

Slide 4 - Quizvraag

Massa is een stofeigenschap.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Reken om:
3,5 L is
A
3500mL
B
350mL
C
35mL
D
0.035mL

Slide 6 - Quizvraag

Is liters een grootheid of eenheid?
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 7 - Quizvraag

Welke grootheid past bij de weegschaal?
A
dichtheid
B
massa
C
volume
D
lengte

Slide 8 - Quizvraag

Is dichtheid een stofeigenschap?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

reken om:
550 dm3 is
A
550mL
B
5.500mL
C
55.000mL
D
550.000mL

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de grootheid van
de eenheid Kelvin?
A
frequentie
B
elektrische stroom
C
temperatuur
D
kracht

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent dit gevarensymbool?
A
Milieugevaarlijk
B
Giftig
C
Licht ontvlambaar
D
Corrosief en bijtend

Slide 12 - Quizvraag

Kookpunt is een stofeigenschap.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Reken om
0,63 mL is
A
630L
B
63L
C
0,0063L
D
0,00063L

Slide 14 - Quizvraag

Met welke eenheid wordt de grootheid massa weergegeven?
A
kilogram (kg)
B
seconde (s)
C
meter (m)
D
kubieke meter (m³)

Slide 15 - Quizvraag

Vorm is een stofeigenschap.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

reken om:
0,264 g = …..... mg
A
2,64 mg
B
26,4 mg
C
264 mg
D
0,0264 mg

Slide 17 - Quizvraag

Een symbool voor massa kan zijn...
A
g
B
cm
C
p

Slide 18 - Quizvraag

Hoe heet onderdeel 1 ?
A
reservoir
B
schaalverdeling
C
cilinder
D
stijgbuis

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het meetbereik van een koortsthermometer ?
A
0 °C tot 100°C
B
-23 °C tot 125 °C
C
35 °C tot 43 °C
D
25 °C tot 50 °C

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het meetbereik van de thermometer?
A
0 tot 50 graden Celsius
B
100 graden Celsius
C
- 50 tot + 50 graden Celsius

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het meetbereik van deze thermometer?
A
-20 graden Celsius
B
van 30 tot 50 graden Celsius
C
van -30 tot +50 graden Celsius
D
20 graden Celsius

Slide 22 - Quizvraag

Wat is GEEN eenheid voor temperatuur?
A
Celsius
B
Kelvin
C
Newton
D
Fahrenheit

Slide 23 - Quizvraag


reken om:
2,743 dm3 = …....... cm3  
A
27,43 cm3
B
274,3 cm3
C
2743 cm3
D
2,743 cm3

Slide 24 - Quizvraag


reken om:
223 ml = …… cm 
A
0,223 cm3
B
2,23 cm3
C
22,3 cm3
D
223 cm3

Slide 25 - Quizvraag

De eenheid van dichtheid is...
A
g/cm3
B
cm3/g

Slide 26 - Quizvraag

Welke eenheid heb je nodig om te meten hoeveel suiker je nodig hebt om een taart te bakken?
A
Massa
B
Gram
C
Tijd
D
Kilometer

Slide 27 - Quizvraag

Temperatuur is een stofeigenschap.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Reken om:
1 liter= ... ml
A
100
B
1 000
C
1 000 000
D
0,001

Slide 29 - Quizvraag

Als je het aantal gram deelt door het aantal cm3 dan bereken je...
A
de massa
B
het volume
C
de dichtheid

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het zwaarste...
A
een kilo zilver
B
een kilo veren
C
twee kilo veren

Slide 31 - Quizvraag

Is vorm een stofeigenschap?
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quizvraag

Metalen zijn goede warmtegeleiders.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Wat is een geleider?
A
Lucht
B
Rubber
C
Aluminium
D
Kunststof

Slide 34 - Quizvraag

als je koffie zet gebruik je water als oplosmiddel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Hoe heet
faseovergang 1?
A
verdampen
B
smelten
C
rijpen
D
condenseren

Slide 36 - Quizvraag

Hoe heet
faseovergang 4?
A
verdampen
B
stollen
C
rijpen
D
condenseren

Slide 37 - Quizvraag

De waterdamp die van de waterkoker afkomt, is water in de...
A
Vloeibare fase
B
Gasfase
C
Vaste fase
D
geen van deze

Slide 38 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een voorstelling van het deeltjesmodel van een bepaalde stof.
In welke fase is deze stof?

A
de gasfase
B
de vaste fase
C
de vloeibare fase

Slide 39 - Quizvraag

Je gaat ijs verwarmen. In welke volgorde komen de faseovergangen dan voor?
A
eerst smelten, dan condenseren
B
eerst smelten, dan stollen
C
eerst smelten, dan verdampen
D
eerst verdampen, dan condenseren

Slide 40 - Quizvraag

lucht en luchtdruk
Koolstofdioxide:
CO2 = 0,03%

Slide 41 - Tekstslide

Lucht en luchtdruk
                               Barometer

Slide 42 - Tekstslide

luchtdruk
Luchtdruk (p) meten we in pascal (Pa), hecto-pascal (hPa) of in (milli)bar.

*Luchtdruk kan ook gemeten worden in milimeter kwik (mm Hg) of in atmosfeer (atm).*

Slide 43 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk
Maak de volgende opdrachten:
H3 opdracht 34-40 (+41)(blz. 47-48)

Werkwijze:
10 minuten zelfstandig in stilte
Daarna mag je overleggen
Vraag? -> 1. boek 2. buur 3. internet 4. docent
Klaar?
H2+H3 helemaal af?
-> Vlog
timer
10:00

Slide 44 - Tekstslide