Mijn boek ligt open op paragraaf: 3.1 blz. 74 (huiswerkcontrole)
Ik heb alleen de benodigde spullen op tafel: Boek, schrift, etui en rekenmachine.
Als ik wat wil zeggen steek ik mijn hand op
Als de docent praat ben ik stil
Ik respecteer een ander en zijn eigendommen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Verwachtingen vandaag!
Mijn boek ligt open op paragraaf: 3.1 blz. 74 (huiswerkcontrole)
Ik heb alleen de benodigde spullen op tafel: Boek, schrift, etui en rekenmachine.
Als ik wat wil zeggen steek ik mijn hand op
Als de docent praat ben ik stil
Ik respecteer een ander en zijn eigendommen
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen herhalen
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil.
Je kunt de geldfuncties noemen en er voorbeelden bij geven.
Je kunt het verschil tussen chartaal en giraal geld uitleggen.
Je kunt drie manieren van giraal betalen noemen.
Je kunt met een berekening het saldo op je bankrekening checken.
Slide 2 - Tekstslide
H3 De bank en jouw geld
Paragraaf 3.2 Waarvoor zou je sparen?
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen 3.2
Je kunt de drie spaarmotieven noemen en er voorbeelden bij geven.
Je kunt het verschil tussen vrij opneembaar spaargeld en een spaardeposito uitleggen.
Je kunt rente berekenen met enkelvoudige rente.
Je kunt rente berekenen met samengestelde rente.
Je kunt uitleggen wat het gevolg van inflaties is voor de koopkracht van je spaargeld.
Slide 4 - Tekstslide
Spaarmotieven
Er zijn een aantal redenen om te sparen, de drie belangrijkste spaarmotieven zijn:
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg
Sparen voor de rente
Slide 5 - Tekstslide
Hoeveel rente levert het op?
Over je spaargeld ontvang je rente. Rente wordt ook wel interest genoemd.
De rente op je spaarrekening is afhankelijk van:
Rentepercentage, vast of variabel?
De hoogte van het spaarbedrag
De periode dat het geld op de rekening staat.
Slide 6 - Tekstslide
Spaardeposito en enkelvoudige rente
Op een spaardeposito staat je geld langere tijd vast tegen een vaste rente. als je na elk jaar het rentebedrag uitgekeerd krijgt, blijft je spaartegoed gelijk. In zo'n geval ontvang je enkelvoudige rente.
Slide 7 - Tekstslide
Je hebt €23.576 op een spaardeposito staan. De rente is 1,3% hoeveel heb je er na 2 jaar op staan?
Slide 8 - Open vraag
Samengestelde rente
Op de meeste spaarrekeningen wordt de rente na elk jaar bijgeschreven en opgeteld bij het spaartegoed.
In het volgende jaar krijg je rente over je spaarbedrag plus de bijgeschreven rent.
Dit heet samengestelde rente.
Je kunt het nieuwe spaartegoed berekenen met een groeifactor.
Slide 9 - Tekstslide
Groeifactor
Met bijvoorbeeld 1,2% rente heb je na een jaar 100% + 1,2% = 101,2%.
De groeifactor is dan 101,2 : 100 = 1,012.
Na drie jaar is je spaartegoed aangegroeid tot 1,012 x 1,012 x 1,012 keer zo veel.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Je hebt €500 op een spaarrekening staan. met een rente van 0,8%. Hoeveel staat er na 4 jaar op?
Slide 12 - Open vraag
Koopkracht
Door de rente neemt je spaargeld toe.
Maar als er inflatie is, stijgen intussen de prijzen.
Hierdoor wordt je spaargeld minder waard.
Als de inflatie hoger is dan de rente, dan neemt de koopkracht van je spaargeld af.
Slide 13 - Tekstslide
Aan het werk!
Maken opdrachten 3.2: 3, 4, 6, 7, 9, 10, 11 en 12
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar? Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 3.1
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 3.1
timer
25:00
Slide 14 - Tekstslide
Leerdoelen herhalen
Je kunt de drie spaarmotieven noemen en er voorbeelden bij geven.
Je kunt het verschil tussen vrij opneembaar spaargeld en een spaardeposito uitleggen.
Je kunt rente berekenen met enkelvoudige rente.
Je kunt rente berekenen met samengestelde rente.
Je kunt uitleggen wat het gevolg van inflaties is voor de koopkracht van je spaargeld.