H 2.1: Werk over en tekort

Werk over en tekort
Klas 4
Economie
Intro en Paragraaf 2.1
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Werk over en tekort
Klas 4
Economie
Intro en Paragraaf 2.1

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
  • Ik kan uitleggen hoe de werking is van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.



Slide 2 - Tekstslide

Introductie
Veel mensen tussen de 15 en 75 jaar hebben een baan of zijn op zoek naar werk. Zij vormen het aanbod van arbeid. Aan de andere kant zijn er werkgevers of opdrachtgevers die op zoek zijn naar personeel. In deze paragraaf leer je over de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid.

Slide 3 - Tekstslide

Werklozen
Beroepsbevolking

Iedereen tussen 15 en 75 jaar die betaald werk doet of ernaar op zoek is.

(= aanbod van arbeid)


Werkzame   beroepsbevolking:
Het werkzame deel van de beroepsbevolking

Slide 4 - Tekstslide

Aanbod van arbeid = Beroepsbevolking

beroepsbevolking = aanbod van arbeid


Beroepsbevolking zijn alle inwoners van Nederland van 15 tot 67 (dit wordt steeds ouder) die werken of werk zoeken voor ten minste 12 uur in de week.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Werkloosheid & Arbeid




Arbeidsmarkt

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan.  Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid. 

Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid. 

Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.  
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.

Slide 9 - Tekstslide

Arbeidsmarkt
  • het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid

Slide 10 - Tekstslide

Vraag naar arbeid = Werkgelegenheid 

Werkgelegenheid = Vraag naar arbeid 
Overheid en bedrijven:

-Banen die vervuld worden
-Vacatures 

Slide 11 - Tekstslide

Werkgelegenheid

  • Het wordt gemeten in arbeidsjaren (arbeidsvolume) of in aantallen personen

--> arbeidsjaar: fulltime baan op jaarbasis 



Slide 12 - Tekstslide

Vraag naar werk (werkgevers) berekenen in arbeidsjaren

Slide 13 - Tekstslide

Krappe arbeidsmarkt
Krappe arbeidsmarkt (tekort) = meer vraag dan aanbod

  • hebben werkgevers tekort aan personeel
  • hebben werkzoekenden een grote kans op een baan
  • is de kans groot dat de arbeidsomstandigheden verbeteren

Slide 14 - Tekstslide

Ruime arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt (overschot) = meer aanbod dan vraag
  • werkeloosheid hoog
  • werkzoekenden weinig kans op een baan
  • kans groot dat arbeidsomstandigheden verslechteren.
  • veel mensen zonder baan zich niet nuttig
  • worden kansen op een carrière minder

Slide 15 - Tekstslide


Samenvattend



Krappe arbeidsmarkt
(veel werk - weinig aanbod)




Ruime arbeidsmarkt
Weinig werk - veel aanbod)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Maks is 15 jaar en is vakkenvuller.
Hoort hij bij de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Waar komt het aanbod van arbeid vandaan?

A
werkgevers
B
arbeidsverdeling
C
beroepsbevolking
D
arbeidsmarkt

Slide 19 - Quizvraag

Vraag naar arbeid
Aanbod van arbeid
De JUMBO is op zoek naar vakkenvullers.
Rico wil graag als postbezorger aan de slag.

Slide 20 - Sleepvraag

Bij een tekort op de arbeidsmarkt zijn er te veel ....
A
banen
B
werknemers
C
werkzoekenden
D
werklozen

Slide 21 - Quizvraag

Als je aan het werk gaat voor een werkgever, sluit je een......
A
verzekering
B
arbeidsovereenkomst
C
CAO
D
Arbowet

Slide 22 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van een ruime arbeidsmarkt?
A
Veel vacatures, veel werknemers
B
Veel vacatures, weinig werknemers
C
Weinig vacatures, veel werknemers
D
Weinig vacatures, weinig werknemers

Slide 23 - Quizvraag

Maken
2.1: 1 t/m 6
2.2: 1, 2, 7, 9, 10
2.3: 1 t/m 5, 10
2.4: 5 en 6
2.5: 1 t/m 5
2.6: 6 t/m 8
2.7: 6 en 7


Zo nog wat examenvragen!

Slide 24 - Tekstslide

Nog wat examenvragen:

Slide 25 - Tekstslide

Mede door de economische crisis en de bezuinigingen die de regering doorvoert, is er op de arbeidsmarkt
sprake van relatief veel aanbod van arbeid.

Wie zijn de aanbieders van arbeid?
A
bedrijven
B
bedrijven en overheid
C
werkzoekenden
D
werkzoekenden en werkenden

Slide 26 - Quizvraag

In Nederland worden maatregelen genomen om meer vrouwen aan het werk te krijgen én vrouwen meer uren te laten werken. Eén ervan is een goede kinderopvangregeling. Welke andere maatregelen kan de overheid nemen om de arbeidsdeelname van vrouwen te bevorderen?

Noem een financiële maatregel en een niet-financiële maatregel.

Slide 27 - Open vraag

Leg uit hoe een betere arbeidsverdeling de arbeidsproductiviteit kan verhogen.

Slide 28 - Open vraag

Ronald doet alles alleen op de boerderij. De koeien worden twee keer per dag gemolken en dat kost steeds drie uur. Ze worden gemolken door middel van een melkmachine. De koeien moeten ook nog gevoerd worden en er zijn nog heel veel andere werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden. Ronald zou graag de arbeidsproductiviteit willen verhogen.

Deze arbeidsproductiviteit wordt gemeten in liters melk per gewerkt uur.
Welke aanpassing zal de arbeidsproductiviteit per gewerkt uur doen stijgen?
A
een snellere melkmachine gebruiken
B
extra personeel aannemen
C
het personeel langer laten werken
D
minder koeien gaan houden

Slide 29 - Quizvraag

Gedurende de economische crisis in 2008 vertrokken veel werknemers uit de bouwsector, omdat er
onvoldoende werk was. In 2016 is de situatie totaal veranderd. Er is een groot tekort aan vakmensen:
loodgieters, stratenmakers, timmerlieden en elektriciens. De vraag naar deze vakmensen is enorm toegenomen, vooral door de groeiende productie van nieuwbouwwoningen en bedrijfsgebouwen.

Is de arbeidsmarkt voor vakmensen in de bouw ruimer of krapper geworden in 2016, ten opzichte van 2008? Leg je antwoord uit.

Slide 30 - Open vraag

maken par 2.1 de toepassingsvragen

Slide 31 - Tekstslide