Lesweek 2 les 2

Marktonderzoek
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
MarktonderzoekMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Marktonderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van deze les
  • Kun je de standaardfout in een onderzoek berekenen. 
  • Kun je berekenen hoe groot een steekproef moet zijn. 
  • Leg je uit hoe je de betrouwbaarheid van een steekproef kan vergroten.  

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steekproefomvang
  • Een steekproef is een deel van de onderzoeksdoelgroep. 
  • De onderzoeksdoelgroep noemen we populatie.
  • In de marktonderzoek wordt de populatie aangeduid met de kleine letter  n.

Slide 3 - Tekstslide

Als je een heel grote steekproef neemt, ben je er vrij zeker van dat het gemiddelde van de steekproef hetzelfde is als het gemiddelde van de onderzoekspopulatie. Want: hoe groter de steekproef, hoe exacter de uitkomsten van het onderzoek. Maar: een grote steekproef is erg duur en brengt veel werk met zich mee. Daarom moeten marktonderzoekers kiezen voor een redelijke middenweg. Ze bepalen de grootte van de steekproef met behulp van een formule.
Steekproefomvang
Je kunt de grootte van een steekproef berekenen aan de hand van de vooraf gestelde eisen aan de nauwkeurigheidsmarge.

De formule die je hiervoor gebruik is de volgende:
 n = z2 x p x (100 - p) / m2

 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steekproefomvang
N= het aantal mensen dat meedoet aan het onderzoek
Z = z-waarde (wordt gegeven)
P = Percentage (gegeven)
M = nauwkeurigheidsmarge (gegeven)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steekproefomvang
Z-waarde ook wel betrouwbaarheidsmarge genoemd. 

De betrouwbaarheid geeft aan hoe groot de kans is dat twee onderzoeken met dezelfde steekproefomvang tot hetzelfde resultaat leiden. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steekproefomvang
De nauwkeurigheidsmarge (m) geeft aan hoeveel de uitkomsten van de steekproef mogen verschillen van een meting in de totale onderzoekspopulatie. 


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steekproefomvang
P-waarde is de afkorting van het begrip ‘percentage’. Het getal tussen haakjes, (100-p), is gemakkelijk te berekenen. Dit is letterlijk wat er staat: 100 minus de waarde van p. De waarden p en 100-p moeten samen altijd worden opgeteld tot 100.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steekproefomvang
Een producent van sieraden verwacht dat 15% van de groep 20- tot 30-jarigen in bezit is van zijn sieradenmerk. Om het werkelijke bezit te achterhalen houdt hij een onderzoek.  Hierbij is de gewenste betrouwbaarheid 99,7% (Z-waarde = 3) en de
nauwkeurigheidsmarge +/- 3%.

Uit hoeveel personen moet de steekproef minimaal bestaan?


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steekproefomvang
3² x 15 x 85 : 3² = 1275 personen

Steekproefomvang gaat altijd over personen. Dus je rond altijd af naar boven!!!

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steekproefomvang
Een producent van douchegel verwacht dat 72% van de tieners douchegel gebruikt. Om het werkelijke gebruik te achterhalen, houdt hij een onderzoek. Hierbij is de gewenste betrouwbaarheid 95,4% (Z-waarde = 2) en de nauwkeurigheidsmarge +/- 4%.

Uit hoeveel personen moet de steekproef minimaal bestaan?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standaardfout
Nadat je een steekproef hebt getrokken en onderzoek hebt gedaan wil je iets zeggen over de onderzochte populatie. Met een goede steekproef en een steekproefgrootte van 400 personen kun je een redelijk nauwkeurige en betrouwbare uitspraak over een populatie doen. Om de uitkomst van een steekproef te vertalen naar de populatie, gebruik je de standaardfout, ook wel steekproefmarge genoemd.





Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standaardfout
p x q
    n
De letter ‘p’ staat voor het percentage dat positief antwoordt en de ‘q’ staat voor het percentage dat negatief antwoordt. De p en q zijn samen altijd 100. De steekproefgrootte wordt aangeduid met de letter ‘n’. De standaardfout werkt alleen bij dichotome vragen (ja of nee).

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standaardfout
Stel je hebt 750 mensen ondervraagd waarvan de uitkomst van de ja-stemmers 69 is. Wat is dan de standaardfout? 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standaardfout
√ 69 x 31 = 1,6
      750 

     

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standaardfout
De totale populatie bestaat uit 211.450 personen. Uit een steekproefonderzoek onder 1.568 personen blijkt dat 12% van plan is om komend jaar een auto te kopen.
  
Wat is de standaardfout van dit onderzoek?
Noteer je antwoord in procenten en rond af op een decimaal.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standaardfout
√ 12 x 88 : 1.568 = 0,82 = 0,8%

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hebben jullie iets gehad aan deze les?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies