Vertelperspectief

Vertelperspectief
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vertelperspectief

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je wat de verschillende vertelperspectieven zijn én je kunt ze herkennen: 
- Ik-vertelperspectief
- Hij/zij-vertelperspectief (personaal vertelperspectief)
- Alwetend vertelperspectief

Waarom zou je dit willen weten/kunnen?

Slide 2 - Tekstslide

De schrijver
Stel, je bent een schrijver en je wilt een verhaal vertellen over een meisje dat bloemen plukt. Dan moet je voor jezelf bedenken vanuit welk standpunt (perspectief) het verhaal wordt verteld. 

Zien we het verhaal vanuit de ogen van het meisje of niet? 

De schrijver kiest dus een vertelperspectief. Hij heeft verschillende opties. 

Slide 3 - Tekstslide

Vertelperspectieven
Ik-vertelperspectief (belevend)

- In de ik-vorm geschreven. 
- In de tegenwoordige tijd geschreven
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet
Ik-vertelperspectief (vertellend)

- In de ik-vorm geschreven
- In de verleden tijd geschreven
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet. 

Slide 4 - Tekstslide

Hij-/zij-perspectief
We kunnen het meisje nog een keer de verteller laten zijn in het verhaal: 

Ze loopt in de tuin en ziet een mooie roos. Ze plukt hem.

Als lezers weten we nog steeds alleen wat het meisje weet, maar nu wordt er in de zij-vorm over haar geschreven. Dit noemen we het hij/zij-perspectief (personaal perspectief). 
Dit kan in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd geschreven worden. 

Slide 5 - Tekstslide

Vertelperspectieven
Ik-vertelperspectief (belevend)

- In de ik-vorm geschreven. 
- In de tegenwoordige tijd geschreven
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet
Ik-vertelperspectief (vertellend)

- In de ik-vorm geschreven
- In de verleden tijd geschreven
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet. 
Hij-/zij-vertelperspectief

- In de hij-/zij-vorm geschreven
- In de t.t. of v.t. geschreven. 
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet

Slide 6 - Tekstslide

Alwetend vertelperspectief
De schrijver kan ook kiezen voor een verteller buiten het verhaal

'Ze loopt in de tuin en ziet een mooie roos. Ze plukt hem. De nieuwe tuinman staat om de hoek naar haar te kijken, hij houdt zijn schep stevig vast.'

Als lezer weet je meer dan de hoofdpersoon. Je weet ook wat er met andere personages en wat er op andere plekken gebeurt.  Dit noem je het alwetend vertelperspectief. 
Je kunt in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd schrijven. 

Slide 7 - Tekstslide

Vertelperspectieven
Ik-vertelperspectief (belevend)

- In de ik-vorm geschreven. 
- In de tegenwoordige tijd geschreven
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet
Ik-vertelperspectief (vertellend)

- In de ik-vorm geschreven
- In de verleden tijd geschreven
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet. 
Hij-/zij-vertelperspectief

- In de hij-/zij-vorm geschreven
- In de t.t. of v.t. geschreven. 
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet
Alwetend vertelperspectief

- In de hij-/zij-vorm geschreven. 
- In de t.t. of v.t. geschreven. 
- De lezer weet meer dan de hoofdpersoon. 
Let op overeenkomsten en verschillen!

Slide 8 - Tekstslide

Vertelperspectieven
Als schrijver kies je dus een vertelperspectief. Je moet eigenlijk over twee dingen nadenken: 

Schrijf je in de (A) ik-vorm of in de (B) hij/-zij vorm?

A: ik-vorm: ik-perspectief: in de t.t. (belevende ik) of v.t. (vertellende ik)?

B: hij-/zij-vorm: schrijf je vanuit de hoofdpersoon (hij-/zij-perspectief) of zweeft de verteller als een 'God' boven het verhaal (alwetend perspectief)?


Slide 9 - Tekstslide

Oefenen


Hierna volgen 3 fragmenten. Lees ze goed en bepaald daarna uit welk vertelperspectief het geschreven is. 

Slide 10 - Tekstslide

Ik loop op straat en zie voor mij op de grond een vreemd voorwerp liggen. Het is groen en het geeft de suggestie van beweging. Hoewel het maar een klein hoopje drilpudding lijkt, boezemt het me direct angst in. Ik durf er niet naar te kijken, maar kan mijn ogen niet afwenden. Ik moet. Het wil dat ik het zie.
A
Ik-vertelperspectief (belevend)
B
Ik-vertelperspectief (vertellend)
C
Hij-/zij-vertelperspectief
D
Alwetend vertelperspectief

Slide 11 - Quizvraag

Hij staat daar, doodstil, aan de grond genageld. Het vreemde voorwerp dat voor hem op de grond ligt, lijkt hem volledig te hypnotiseren. Het gelei-achtige materiaal gloeit. Een vreemde straling lijkt doelgericht zijn weg te zoeken naar zijn ogen. Pieter beeft. Niet in staat zich te bewegen.
A
Ik-vertelperspectief (belevend)
B
Ik-vertelperspectief (vertellend)
C
Hij-/zij-vertelperspectief
D
Alwetend vertelperspectief

Slide 12 - Quizvraag

Wat Pieter niet wist, terwijl hij aan de stoeptegels vastgevroren naar het vreemde object stond te staren, was dat nog geen vijf minuten daarvoor een ander op die plaats iets verloren was. Een groen, pulserend en zeer gevaarlijk voorwerp. Een voorwerp in paniek meegenomen uit het laboratorium toen daar de hel losbarstte. Toen dokter Hogenstijn zijn creatie niet langer de baas was en zijn collega's met een scalpel te lijf ging.
A
Ik-vertelperspectief (belevend)
B
Ik-vertelperspectief (vertellend)
C
Hij-/zij-vertelperspectief
D
Alwetend vertelperspectief

Slide 13 - Quizvraag

Oefenen
Je bent schrijver en je wilt een verhaal vertellen over een een persoon die op een bijzondere manier superkrachten krijgt. 


Schrijf een stuk van het verhaal. Schrijf de eerste 50 woorden in het 'belevende' ik-perspectief en wissel daarna voor 50 woorden naar het hij-/zij-perspectief óf het alwetende perspectief. 

Slide 14 - Tekstslide